Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0345/GM, 20 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/345/GM

betreft: [klager] datum: 20 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zuid-Oost, locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 februari 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2005, gehouden in de p.i. Haaglanden, locatie Zoetermeer, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Swinkels.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zuid-Oost locatie Roermond, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Klager heeft na de zitting een brief van 2 mei 2005 toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 november 2004, betreft het feit dat klager ondanks zijn gewrichtsklachten in staat wordt geacht te werken.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
De jichtklachten verergeren, maar er valt volgens de artsen niets aan te doen en klager zal ermee moeten leren leven. Klager gebruikt medicijnen, zoals Allopurinol (6 tabletten per dag), Indocide (3 tabletten per dag) en Pantozol (1tablet per dag). Eerder heeft hij in plaats van Allopurinol andere medicijnen gebruikt, maar daar kon hij niet tegen of kreeg hij niergruis van. Op advies van de reumatoloog koelt hij voorts drie à vier keer per dag gedurende 20 à30 minuten zijn rechterknie met ijspakkingen, die hij in het vriesgedeelte van de koelkast op zijn cel bewaart. Op die manier kan hij een nieuwe jichtaanval voorblijven, hetgeen belangrijk voor hem is. Als hij zijn knie niet kankoelen, ontstaat een nieuwe, pijnlijke aanval. Het zit aan de voorkant van zijn rechterknie. Bij een aanval trekt de pijn door naar zijn heup en enkel en heeft hij koorts. Hij kan zijn knie niet koelen als hij moet werken op dewerkzaal. In de vorige inrichting van verblijf hoefde hij niet te werken. De eerste maanden van verblijf in de huidige inrichting hoefde hij niet te werken van de arts, maar vanaf week 41 van 2004 was de inrichtingsarts van meningdat hij weer kon gaan werken en dat hij naar zijn cel kon gaan om te koelen als dat tijdens de arbeid nodig bleek. Klager heeft niet gewerkt in de periode dat hij arbeidsgeschikt werd geacht. Sinds week 6 van dit jaar wordt klagerarbeidsongeschikt geacht. Onduidelijk is waarom, nu zijn situatie niet anders is dan in de periode daarvoor. Klager had ook in die periode arbeidsongeschikt verklaard moeten worden. Klager heeft het afdelingshoofd in die periodeaangetoond dat hij met een nieuwe jichtaanval naar het ziekenhuis moest, nadat hij een paar dagen was gestopt met het koelen van zijn knie. Er is toen vocht uit zijn knie gehaald en een ontstekingsremmer toegediend.
Na het koelen kan klager de ene keer wel en de andere keer niet goed zijn knieën belasten.
Ondanks herhaald verzoek heeft klager tot op heden geen kopie van zijn medisch dossier gekregen.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft een een gecompliceerde vorm van jicht en krijgt een onderhoudsbehandeling met Allopurinol. Bij klachten wordt hij gezien, onderzocht en indien nodig doorverwezen naar een reumatoloog. Er is sprake van een sterkwisselend verloop, van enkele dagen met geringe klachten tot meerdere weken met forse gewrichtsontstekingen. Klager is daarover ingelicht. Hij wordt regelmatig gezien en dus kan geconstateerd worden of sprake is van een rustige ofonrustige fase. Hervatten van de arbeid op de werkzaal in een rustige fase is zeker medisch verantwoord. Klager is vanwege heftige ontsteking (gonartritis) in oktober 2004 en januari 2005 doorverwezen naar de reumatoloog. Als ergeen ontstekingsverschijnselen zijn, zijn de door de reumatoloog voorgeschreven ijspakkingen niet geïndiceerd en is er geen grond om arbeid op werkzaal op medische gronden te weigeren.

3. De beoordeling
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is klager van mening dat hij in de periode dat hij arbeidsgeschikt wordt geacht elke dag zijn rechterknie moet kunnen koelen om een nieuwe jichtaanval voor te blijven en dat hij omdie reden niet kan werken op de werkzaal. De inrichtingsarts is van oordeel dat klager in een rustige fase wel kan werken op de werkzaal. Blijkens de brief van 13 december 2004 van de inrichtingsarts aan de medisch adviseur bij hetministerie van Justitie heeft klager in december 2004 klachten aangegeven na behandeling door de reumatoloog op 1 november 2004, maar was er klinisch een stabiele situatie zonder zwelling, roodheid of pijn en was er derhalve op datmoment medisch gezien geen aanleiding om werkhervatting tegen te houden.
Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het gebruik van koude pakkingen goed helpt op het moment dat de jichtklachten zich voordoen, maar dat daarvan geen preventieve werking uitgaat in een rustige fase, zoals door klagerwel wordt beweerd.
De inrichtingsarts kan derhalve gevolgd worden in zijn oordeel dat klager in een rustige fase arbeid kan verrichten. Belangrijk hierbij is nog dat klager volgens zijn verklaring in het bemiddelingsverzoek van de inrichtingsartsalle vrijheid krijgt om op zijn cel zijn knie te gaan koelen zodra dat tijdens de arbeid nodig mocht blijken.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, mevrouw drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven