Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0837/GV, 13 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/837/GV

betreft: [klager] datum: 13 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De afwijzing is enkel gebaseerd op het negatieve advies van het openbaarministerie. In dat advies wordt aangevoerd dat een mogelijke confrontatie met de slachtoffers van het door klager gepleegde delict moet worden voorkomen. Klager vraagt zich echter af of de slachtoffers hem na ruim vier jaar nogzullen herkennen, zulks temeer daar hij bij het plegen van de onderhavige overval een bivakmuts heeft gedragen en dus onherkenbaar was voor de slachtoffers. Dit argument is ook niet steekhoudend omdat in dezelfde beslissing wordtaangegeven dat klager mogelijk op een later tijdstip in dit jaar wel in aanmerking kan komen voor algemeen verlof. Klager vraagt zich af of het gevaar voor confrontatie met de slachtoffers, die overigens geen van allen zwaar warengewond bij die overval, dan niet langer bestaat.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Niet valt uit te sluiten dat klagers slachtoffers hem zouden herkennen indien hem verlof wordt toegestaan. Het is immers niet uitgesloten dat zij met klager zijn geconfronteerd in het kader van klagers strafvervolging. Gelet opklagers v.i-datum, te weten 20 januari 2006, kan hij nog een aantal verzoeken doen om algemeen verlof. Niet wordt uitgesloten dat een volgende verlofaanvraag, mede gelet op klagers huidige positieve gedrag, meer kans van slagenheeft.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlening van algemeen verlof. Hij wijst daarbij met name op het risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers vanhet door klager begane misdrijf.
De politie van de regio Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof aan klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens doodslag en diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van drie maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20januari 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van een dag te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Blijkens het advies van de directeur van de inrichting waar klager verblijft wordt geadviseerd om aan klager, in weerwil van het negatieve advies van de officier van justitie, verlof te verlenen. Als reden voor dat advies wordtaangevoerd dat er sprake is van positieve ontwikkelingen in klagers gedrag. Een geslaagd verlof is een eerste stap voor klagers verdere detentiefasering. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op dat advies van de inrichtingen de omstandigheid dat ook de politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventueel verlof van klager, er in dit geval aanleiding is om de belangen van klager zwaarder te laten wegen dan het belang van het voorkomenvan de mogelijkheid van een confrontatie met de slachtoffers van het door klager gepleegde delict. Daarbij houdt de beroepscommissie rekening met de omstandigheid dat dit strafbare feit reeds langer geleden is gepleegd, datherkenning over en weer niet aannemelijk is en dat klager binnen afzienbare tijd zal terugkeren in de samenleving. Eén en ander in onderling verband en samenhang bezien moet worden geconcludeerd dat de bestreden beslissing van deMinister in dit geval onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven