Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0807/GV, 10 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/807/GV

betreft: [klager] datum: 10 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 april 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager heeft strafonderbreking nodig, zodat hij zich opnieuw kan inschrijven bij de Kamer van Koophandel (K.v.K.), hij de kosten die hij nu voor zijn bedrijf maakt kan stopzetten en hijzijn vader als zaakwaarnemer kan machtigen. Lukt dit dan blijft zijn financiële schade beperkt en kan hij na zijn detentie een doorstart maken.
Het klopt dat klager thans is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel (K.v.K.). Dit is het gevolg van zijn huidige detentie; hij reageerde niet op een aan zijn huisadres gerichte brief van de K.v.K. en was ook niet thuis toen eriemand langskwam. Hij heeft zijn vader niet eerder als zaakwaarnemer kunnen aanstellen, omdat hij van het ene op het andere moment van zijn bed werd gelicht. Wanneer geen strafonderbreking wordt toegestaan, ziet klager zichgenoodzaakt terug te keren in het criminele wereldje, welke wereld hij drie jaar geleden de rug heeft toegekeerd.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft aangegeven een aantal zaken te willen regelen, omdat hij een eigen zaak heeft. In dit verband heeft hij een bewijs van inschrijving van de K.v.K. overgelegd. Blijkens telefonische navraag is klager echter per 3 maart2005 uitgeschreven. Klager is als arrestant ingesloten. Hij wist dat hij nog een aantal principale hechtenissen moest ondergaan. De zogenoemde Lex Mulder-zaken kan hij betalen. Overigens kan klager ook telefonisch en/of schriftelijkzaken regelen dan wel tijdens het bezoek bepaalde zaken aan zijn vader overdragen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de inrichting is aangegeven dat klager tot een goede aanpassing is gekomen en zich tot op heden geen bijzonderheden hebben voorgedaan. In het kader van een algemeen verlofaanvraag had de politie recentelijk – 26 maart 2005 –een negatief advies uitgebracht. De betreffende wijkagent gaf aan dat op de kamer/etage van klager een gebruiker/crimineel woont en dat er regelmatig gebruikers in het betreffende pand komen. De politie acht het niet raadzaam klagerverlof te verlenen op dit adres. Wat klagers zaak betreft had klager aangegeven dat een bewijs van inschrijving bij de K.v.K. in een kluis ligt en dat zijn vader niet weet hoe die kluis werkt. Geconfronteerd met de telefonischebevinding dat klager bij de K.v.K. is uitgeschreven maar opnieuw kan worden ingeschreven wanneer hij aantoont handel te drijven, geeft klager aan dat de bewijzen dat hij nog steeds handel voert in de bedoelde kluis liggen.
Vanuit de inrichting is klager, op grond van het advies van de politie en de overige bevindingen, voorgehouden dat zijn kansen op het alsnog verkrijgen van strafonderbreking nihil zijn.

3. De beoordeling
Klager ondergaat vier principale hechtenisstraffen. De einddatum is bepaald op 19 juni 2005. Aansluitend dient hij eventueel 9 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften teondergaan.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient indit verband (onder meer) aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is.

De beroepscommissie overweegt dat klager reeds geruime tijd wist dat hem nog de tenuitvoerlegging van vier principale hechtenisstraffen wachtte. Hij had daarop kunnen anticiperen door derden, bijvoorbeeld zijn vader, te benaderen envolmacht te verlenen om zijn zaken waar te nemen. Klager heeft dat niet gedaan en heeft het op zijn arrestatie op 13 februari 2005 laten aankomen.
Noch uit de zich in het dossier bevindende stukken noch uit hetgeen door klager naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat thans sprake is van een dringende omstandigheid van zakelijke aard, waarvoor klagers persoonlijkeaanwezigheid noodzakelijk is. Niet valt in te zien waarom klager één en ander niet uit de inrichting van verblijf zou kunnen regelen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 10 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven