Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0162/GA, 9 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/162/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2005, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting, wegens betrokkenheid bij ongeregeldheden op hetpaviljoen in de nacht van 9 op 10 december 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het woord gevoerd overeenkomstig de inhoud van de door hem overgelegde pleitaantekeningen. Een kopie van die pleitaantekeningen is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt voor hier ingevoegd en herhaald.Klager heeft voorts nog het volgende naar voren gebracht. Nadat de opdracht was gegeven om op te ruimen zijn drie gedetineerden daadwerkelijk gaan opruimen. Dat is door het dienstdoende personeel helaas niet waargenomen. Een deelvan de gedetineerden die mee hadden moeten helpen met opruimen is eerder naar bed gegaan. Klager is de volgende ochtend om 07.00 uur naar het ochtendappèl gegaan en daarna naar de arbeid. Die dag is hij in afzondering geplaatst.Tevoren is hem geen verslag aangezegd en ook is hij niet gehoord. Door zijn overplaatsing vanuit de beperkt beveiligde inrichting is hij een aantal voorwerpen kwijt geraakt. Zo mocht hij de door hem ingevoerde pannenset nietmeenemen. Daarnaast is hij een verlofdag kwijtgeraakt en een aantal goederen. Klager vraagt om een tegemoetkoming voor de door hem daardoor geleden schade.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag ziet op een voorval in de nacht van 9 op 10 december 2004. In de betreffende nacht was er veel onrust op het paviljoen. Een aantal gedetineerden vierde een soort afscheidsfeestje. Door het dienstdoende personeel zijn dezich in de huiskamer bevindende personen gesommeerd, het waren er veertien, om de gemaakte rommel op te ruimen en om daarna naar bed te gaan. Na anderhalf uur is er nogmaals gesommeerd om naar de kamer te gaan. Een aantal personen,zes personen om precies te zijn, heeft niet aan die opdracht voldaan. Klager was een van die personen. Hij heeft zich op dat moment niet gedistantieerd van de situatie. Klager heeft gesteld dat hij een bemiddelende rol zou hebbengespeeld. Daarvan is het personeel toen niet gebleken. De toen nog aanwezige personen zijn de volgende dag door de directeur aan de selectiefunctionaris aangeboden ter herselectie voor een andere inrichting.
De directeur heeft kennis genomen van de door klager ingebrachte verklaringen van een aantal bij het voorval betrokken medegedetineerden. De directeur moet echter afgaan op de verklaringen van het personeel. Zij gaven aan dat ersprake was van een dreigende sfeer waarbij zij geprovoceerd werden. Klager heeft zich niet aan die situatie onttrokken.

3. De beoordeling
Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager in de beperkt beveiligde inrichting Veenhuizen. Als vaststaand kan worden aangenomen dat er in de huiskamer van het verblijfspaviljoen van klager in de nacht van 9 op 10 december2004 het volgende is voorgevallen.
- Terwijl een aantal gedetineerden in die ruimte verbleef, heeft het personeel die gedetineerden aangesproken en de opdracht gegeven om één en ander op te ruimen en de huiskamer te verlaten om naar bed te gaan.
- Bij de terugkomst van het personeel na ongeveer anderhalf uur bleek een aantal gedetineerden inmiddels naar bed te zijn gegaan en een zestal gedetineerden nog in de huiskamer te verblijven, waarbij de deur van de huiskamerop ‘scherp’ was gezet.
- Het personeel heeft toen de aldaar verblijvende gedetineerden gesommeerd de huiskamer te verlaten. Daarbij is een sfeer ontstaan die voor het personeel bedreigend overkwam.
- Klager was één van de zes nog in de huiskamer verblijvende gedetineerden.
Op zich kunnen deze feiten de beslissing om de betrokken gedetineerden voor te dragen voor overplaatsing vanuit een beperkt beveiligde inrichting naar een gesloten inrichting rechtvaardigen en mitsdien ook de oplegging van eenordemaatregel als de onderhavige.
Klager heeft het verweer gevoerd dat hij niet actief betrokken is geweest bij de voor de medewerkers van de inrichting bedreigende situatie, maar dat hij veeleer een bemiddelende rol heeft willen spelen en heeft getracht zijnmedegedetineerden te kalmeren.
Dat verweer wordt ondersteund door een drietal schriftelijke verklaringen van bij dat voorval betrokken medegedetineerden, terwijl uit de terzake opgemaakte melding niet blijkt van enige actieve inbreng van klager bij het voorval.

Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager daadwerkelijk heeft deelgenomen aan een actie jegens het inrichtingspersoneel. Veeleer is aannemelijk geworden datklager toen heeft getracht een bemiddelende rol in het geheel te spelen. Dit laat overigens onverlet dat klager niet heeft voldaan aan een door het personeel gegeven opdracht, te weten de huiskamer te verlaten en naar bed te gaan.Gelet daarop was op zich jegens klager de oplegging van een sanctie op zijn plaats, maar had de directeur in dit geval dienen te volstaan met het opleggen van een uitsluitend op het negeren van een opdracht van het personeelgebaseerde straf of maatregel. Dit maakt dat de aangevallen beslissing van de directeur onredelijk en onbillijk wordt geacht. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag moet alsnog gegrondworden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 70,=.

Voorzover klager in beroep heeft aangevoerd dat het beklag ook ziet op de gevolgen van zijn overplaatsing naar een andere inrichting, en dan met name op de vermissing van goederen en het niet krijgen van verlof, overweegt deberoepscommissie dat klager in zoverre niet kan worden ontvangen in zijn beroep, omdat deze klachten geen deel uit hebben gemaakt van het oorspronkelijke klaagschrift en derhalve in beroep niet nader kunnen worden beoordeeld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.
Zij verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven