nummer: 05/180/TA
betreft: [klager] datum: 9 mei 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2005 van de beklagcommissie bij Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Roelse. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voorzover in beroep van belang, betreft
1. de weigering tot frequent(er) en langer bezoek van klager aan zijn echtgenoot;
2. de weigering tot frequent(er) telefoneren van klager met zijn echtgenoot.
De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft toestemming van de inrichting om eenmaal per twee maanden zijn echtgenoot die zich in een andere tbs-inrichting bevindt, te bezoeken. De inrichting is bereid om zijn echtgenoot als bezoeker te ontvangen, zodat hetberoep daarop geen betrekking heeft. Het door klager en zijn echtgenoot opgestelde schema voor bezoeken is in beide inrichtingen besproken, maar het aantal bezoeken en de duur zijn wegens te hoge kosten gehalveerd. Inbreuken op hetrecht ex artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) kunnen gerechtvaardigd zijn indien er sprake is van gevaar. Dit is niet aanwezig in de optiek van klager noch in die van de inrichting. Debeklagcommissie spreekt ten onrechte van verlof doch van verlof is geen sprake, daar klager en zijn echtgenoot elkaar in een tbs-inrichting bezoeken. Hun gevaarlijkheid speelt evenmin een rol, nu zij niet in aanraking komen metkinderen beneden de 16 jaar. Klager heeft recht op gezinsleven buiten een verlofsituatie. Zo de inrichting blijft bij haar visie dat het om verlof gaat, kan zij het bezoek laten begeleiden door één in plaats van tweepersoneelsleden. Dat is een stuk goedkoper. De opschorting van de bezoekregeling door Flevo Future is niet met valide argumenten gemotiveerd. Klager heeft verzocht tot overleg tussen de commissies van toezicht bij beideinrichtingen, aangezien de inrichtingen elkaar de bal toespelen. Klager en zijn echtgenoot worden al drie jaar gefrustreerd in hun relatie. De eerste huwelijksnacht moet nog plaatsvinden.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In geschil is de bezoekregeling ten tijde van het beklag. Gekeken dient te worden naar de oorspronkelijke bezoekregeling, naar de beperking ervan, naar de motivering van de beperking en beoordeeld dient te worden of de huidigeregeling passend is. De beklagcommissie oordeelt dat artikel 8 EVRM beperkingen gebaseerd op de wet toelaat, maar beantwoordt niet de vraag waarom de regeling niet kan worden uitgebreid. Desgevraagd wordt opgemerkt dat de beperkingvan de bezoekregeling haar grondslag zou kunnen vinden in het behandelplan, zij het dat de inrichting zich daarop niet beroept. De reden van de halvering van het aantal bezoeken moet gelegen zijn in het kostenaspect.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar het verweerschrift van 21 september 2004. Het beklag ziet op de periode in de zomer van 2004. De actuele situatie is inmiddels gewijzigd. Flevo Future, de verblijfsinrichting van klagers partner, heeft met ingangvan 12 november 2004 de mogelijkheid tot wederzijdse bezoeken tussen klager en zijn partner voor ten minste een half jaar opgeschort. Dat betekent dat zij in ieder geval een half jaar elkaar niet mogen bezoeken. Na die periode zalFlevo Future hervatting van de bezoeken bezien. Het telefonisch contact is als in het verweerschrift vermeld. De inrichting heeft geen invloed op de behandelinhoudelijke keuzes van een andere inrichting ten aanzien van haarverpleegden. Klagers partner is de aangewezen persoon eventuele klachten hierover voor te leggen aan de tot de beoordeling ervan bevoegde personen of instanties.
3. De beoordeling
Het beklag is gericht tegen de beperking door de inrichting van klagers recht op eerbiediging van zijn familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM.
Klager is sedert 10 november 2003 gehuwd met een in Flevo Future verpleegde tbs-gestelde. Klager is het oneens met de door de inrichting vastgestelde regeling voor bezoek aan zijn echtgenoot, alsmede met de geringe mogelijkheden methem te telefoneren.
Met betrekking tot onderdeel 1: het in artikel 37 Bvt vastgelegde bezoekrecht ziet op het ontvangen van bezoek in de inrichting. In het geval van klager gaat het om het tijdelijk verlaten van de inrichting voor het bezoek aan zijnin een andere tbs-inrichting verblijvende partner. Aannemelijk is dat de Minister het hoofd van de inrichting heeft gemachtigd om klager verlof te verlenen onder voorwaarde dat dit gericht, door twee medewerkers begeleid, naar FlevoFuture plaats heeft.
In het behandelplan van 1 juni 2004 is opgenomen dat klager een voorstel dient te doen voor de wederzijdse bezoekdata, alsmede dat, gelet op de dubbele personele begeleiding, het voor de inrichting niet haalbaar is dat klager vakerdan eenmaal per twee maanden op bezoek gaat. Behandelinhoudelijke redenen voor de inhoud van de bezoekregeling worden niet aangevoerd. Klager stelt in juni 2004 met zijn partner een voorstel te hebben gedaan tot invulling van debezoekregeling, inhoudende tweemaal zoveel bezoeken als in het behandelplan opgenomen en gedurende acht in plaats van vier uur.
Uitgangspunt is dat de verpleegde zijn (grond)rechten behoudt voorzover de uitoefening hiervan zich verdraagt met de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel. Op grond van het tweede lid van artikel 8 EVRM is inmenging op het recht opeerbiediging van het gezinsleven toegestaan voorzover deze bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van, onder meer, de openbare veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden enstrafbare feiten.
In het geval van klager brengt uit haar aard zijn tbs, evenals die van zijn partner, een beperking van het recht op familie- en gezinsleven mee. De inrichting heeft, gelet op de beperkingen van de dwangverpleging van klager en zijnpartner, de machtiging door de Minister tot gericht verlof van klager en het ontbreken van verlofmogelijkheden voor klagers partner, een plan opgesteld om op enigerlei wijze uitvoering te geven aan klagers recht ex artikel 8, eerstelid, EVRM. Daartoe heeft zij een regeling opgesteld die voorziet in een door twee personeelsleden begeleid bezoek van klager aan zijn partner in Flevo Future met een frequentie van eenmaal per twee maanden en met een duur van vieruur, exclusief de reistijd. Niet gebleken is van een daadwerkelijke halvering, dan wel reële vermindering van het aantal toegestane bezoeken en de duur ervan. Niet ten onrechte heeft de inrichting logistieke argumenten voor deonderhavige uitvoering van de bezoekregeling aangevoerd. De beperking op de uitoefening van het recht op eerbiediging van het gezinsleven is bij wet voorzien (executieplicht van DJI en de regeling van verlof in de Bvt en Rvt) en debeperking is tevens noodzakelijk, gelet op het gevaar dat van klager uitgaat.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing als onder 1.1 geformuleerd niet in strijd is met de wet of een ieder verbindende bepaling van een in Nederlandgeldend verdrag, noch bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard
Met betrekking tot onderdeel 2 komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op beide onderdelen ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 9 mei 2005
secretaris voorzitter
nummer: 05/180/TA
betreft : [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.
Gehoord is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Roelse.
Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft toestemming van de inrichting om eenmaal per twee maanden zijn echtgenoot die zich in een andere tbs-inrichting bevindt, te bezoeken. De inrichting is bereid om zijn echtgenoot als bezoeker te ontvangen, zodat hetberoep daarop geen betrekking heeft. Het door klager en zijn echtgenoot opgestelde schema voor bezoeken is in beide inrichtingen besproken, maar het aantal bezoeken en de duur zijn wegens te hoge kosten gehalveerd. Inbreuken op hetrecht ex artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) kunnen gerechtvaardigd zijn indien er sprake is van gevaar. Dit is niet aanwezig in de optiek van klager noch in die van de inrichting. Debeklagcommissie spreekt ten onrechte van verlof doch van verlof is geen sprake, daar klager en zijn echtgenoot elkaar in een tbs-inrichting bezoeken. Hun gevaarlijkheid speelt evenmin een rol, nu zij niet in aanraking komen metkinderen beneden de 16 jaar. Klager heeft recht op gezinsleven buiten een verlofsituatie. Zo de inrichting blijft bij haar visie dat het om verlof gaat, kan zij het bezoek laten begeleiden door één in plaats van tweepersoneelsleden. Dat is een stuk goedkoper. De opschorting van de bezoekregeling door Flevo Future is niet met valide argumenten gemotiveerd. Klager heeft verzocht tot overleg tussen de commissies van toezicht bij beideinrichtingen, aangezien de inrichtingen elkaar de bal toespelen. Klager en zijn echtgenoot worden al drie jaar gefrustreerd in hun relatie. De eerste huwelijksnacht moet nog plaatsvinden.
Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
In geschil is de bezoekregeling ten tijde van het beklag. Gekeken dient te worden naar de oorspronkelijke bezoekregeling, naar de beperking ervan, de motivering van de beperking en beoordeeld dient te worden of de regeling passendis. De beklagcommissie oordeelt dat artikel 8 EVRM beperkingen gebaseerd op de wet toelaat, maar beantwoordt niet de vraag waarom de regeling niet kan worden uitgebreid. Desgevraagd wordt opgemerkt dat de beperking van debezoekregeling haar grondslag zou kunnen vinden in het behandelplan, zij het dat de inrichting zich daarop niet beroept. De reden van de halvering van het aantal bezoeken moet gelegen zijn in het kostenaspect.
secretaris voorzitter