Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0546/GA, 9 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/546/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 februari 2005 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat:
a. klagers echtgenote op 19 november 2004 is aangerand door de bewaarsters tijdens het fouilleren,
b. klagers echtgenote stelselmatig wordt gefouilleerd wanneer zij klager bezoekt,
c. het bezoek van zijn echtgenote door haar stelselmatige fouillering telkens met een kwartier wordt ingekort.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voorzover dit betrekking heeft op onderdeel a., het beklag ongegrond verklaard voorzover dit betrekking heeft op onderdeel b. en het beklag, voorzover ditbetrekking heeft op onderdeel c. gegrond verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager noch de directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep toegelicht.

3. De beoordeling
Tegen een gegrondverklaring van een klacht staat geen beroep open. Om die reden dient klager in zijn beroep, voorzover dit is gericht tegen onderdeel c., niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Met betrekking tot de onderdeel a. van het beklag komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverreongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. van het beklag geldt het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, kan een gedetineerde beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomenbeslissing. De klacht ziet evenwel niet op een jegens klager genomen beslissing, maar op een jegens zijn echtgenote genomen beslissing. Dat maakt dat er in dit geval geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60,eerste lid, van de Pbw. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom in zoverre niet in stand blijven en klager dient ten aanzien van dit onderdeel van het beklag alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep met betrekking tot onderdeel c. van het beklag.
Zij verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b. van het beklag en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 9 mei 2005

secretaris voorzitter

Naar boven