Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0712/GV, 2 mei 2005, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/712/GV

betreft: [klager] datum: 2 mei 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 maart 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij vindt het onrechtvaardig en onbegrijpelijk dat hij weer gestraft wordt voor een feit waarvoor hij al eerder bestraft is. Klager krijgt de indruk dat hem geen kans gegund wordt om aan een goede toekomst te werken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder getracht contrabande in te voeren, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij in een normaal beveiligde in plaats van de beoogde zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) werd geplaatst. Hiermee heeft hij misbruikgemaakt van het in hem gestelde vertrouwen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Zuid-West, locatie De Dordtse Poorten te Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits zijn urinecontrole negatief is.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven om van het normale penitentiaire beleid af te wijken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens diefstal en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 februari 2006.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Gelet op de informatie die uit de stukken naar voren komt is klager in verband met zijn poging contrabande in te voeren, geselecteerd voor en geplaatst in een gesloten gevangenis met een normaal beveiligingsniveau in plaats van debeoogde z.b.b.i..
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid thans nog een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve isde beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 mei 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven