Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0695/GV, 25 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/695/GV

betreft: [klager] datum: 25 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 maart 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het periodiek tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager wil graag vanaf het moment dat hij in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) is geplaatst, een periodieke strafonderbreking van twee dagen per maand naast het regimesgebondenverlof, teneinde zijn vrouw, die onder medische behandeling is, en moeder te ondersteunen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van een levensbedreigende situatie die het verlenen van strafonderbreking zou rechtvaardigen. Klager stond op de wachtlijst voor een b.b.i., waar hij inmiddels ook is geplaatst en regimair verlof krijgt.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Rijnmond heeft negatief geadviseerd, omdat klager om de wachtlijst staat voor een b.b.i. en regimair verlof kan bijdragen in zijn behoefte tot ondersteuning van vrouw en moeder.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van veertien dagen te ondergaan. De wettelijkvroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 september 2006.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor verzorging van of bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische noodverkerende levenspartner of ouder.
De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden voor zijn verzoek om strafonderbreking in dit geval niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling; de door klagerovergelegde verklaring van de huisarts doet dat evenmin. Bovendien verblijft klager sinds 8 april 2005 in een b.b.i. waar hij vierwekelijks weekendverlof krijgt. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval met dezeregelmatig terugkerende verlofmogelijkheid kan worden volstaan. Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek om strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven