nummer: 05/290/GA
betreft: [klager] datum: 26 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet,
gericht tegen een uitspraak van 3 februari 2005 van de beklagcommissie bij voormelde Stadsgevangenis Rotterdam, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is [...], unit-directeur van voormelde Stadsgevangenis gehoord. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, opbehoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de toewijzing van een mentor en het ontbreken van een mogelijkheid om van mentor te veranderen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht richt zich tegen het programma. Er is geen sprake van een individuele beslissing van de directeur. Aan iedereenwordt een mentor toegewezen. Dit staat in het routeboekje SOV dat door de directeur is vastgesteld. De mentoren zijn niet aan personen, maar aan cellen verbonden. De mentoren gelden als eerste aanspreekpunt, c.q. schaduw-mentor. Derollen van de mentoren voor mensen met een inhoudelijk SOV-programma, de preventieven voor SOV en degenen die als arrestant zijn gedetineerd, verschillen. De eigen mentor is voor de gedetineerde contactpersoon voor zakelijkeaangelegenheden. Het staat iedereen vrij om voor meer persoonlijke zaken een andere gesprekspartner te benaderen. De door de mentor verleende zorg staat los van de zorg die een gedetineerde verkrijgt in het reguliere SOV-programma.Klager wordt niet in zijn rechten beperkt. Als regel is een verandering van mentor niet zo maar mogelijk. Als er een verzoek tot verandering van mentor wordt gedaan zal gekeken worden naar de inhoudelijke gronden.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beslissing tot toewijzing van een mentor is een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw en daarmee vatbaar voor beklag. Klager verbleef als preventief gedetineerde in de Stadsgevangenis Rotterdam. De directeur kanin het kader van zijn algemene beheersbevoegdheid een gedetineerde een mentor toewijzen die als aanspreekpunt voor zakelijke aangelegenheden fungeert. De toewijzing laat onverlet dat een gedetineerde voor persoonlijke zaken eenander personeelslid kan benaderen en als daar goede redenen voor zijn desverzocht van mentor kan veranderen. De beslissing tot toewijzing van een mentor is niet in strijd met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komendebelangen niet onredelijk of onbillijk. De beklagcommissie had het beklag derhalve ongegrond dienen te verklaren. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 26 april 2005.
secretaris voorzitter