nummer: 04/3023/GA
betreft: [klager] datum: 26 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak van 6 december 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Baumgardt, en [...], unit-directeur van de locatie Zoetermeer.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat personeelsleden tijdens een celinspectie klagers dagboek hebben gelezen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 5,- op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de schriftelijke verklaring van de p.i.w.-er staat duidelijk omschreven hoe van personeelszijde is gehandeld. Tijdensde inspectie zijn in de cel van klager op de tafel een aantal kennelijk uit een schrijfblok afkomstige vellen papier aangetroffen. Op die vellen stond handgeschreven tekst. De vellen papier waren slechts aan één zijde beschreven endie zijde was naar de tafel gekeerd. De vellen papier zijn niet integraal gelezen doch slechts ingezien. Dit is de gebruikelijke gang van zaken. Bij de globale inzage was onmiddellijk duidelijk dat de tekst ging over het delictwaarvan klager wordt verdacht. Nu het hier om een ernstig delict in een geruchtmakende zaak gaat, waarvoor eerder een ander is veroordeeld, is het openbaar ministerie ingelicht.
Overigens blijkt uit genoemde verklaring van de p.i.w.-er ook dat klager, anders dan hem vanwege de inrichting is geadviseerd, uitvoerig met medegedetineerden heeft gesproken over het delict waarvan hij wordt verdacht.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager, die op 1 oktober 2004 was aangehouden, is op aanraden van de aan de inrichting verbonden dominee gaan schrijvenover zijn delict. Hij is hiermee begonnen op 8 oktober 2004. Iedere dag schreef hij een nieuwe bladzijde vol; steeds ging het (ook) over het door hem gepleegde delict. Deze blaadjes vormden zijn dagboek en mochten niet door anderenworden gelezen, terwijl dit wel het geval is geweest. Want hoewel de directeur aangeeft dat slechts globaal is gelezen, wordt dat alleen al tegengesproken door de vermelding dat men bekennende verklaringen is tegengekomen. Voorzovervoor het lezen van de inhoud is aangevoerd dat dit nodig was ter voorkoming van een mogelijke suïcidepoging is dat in strijd met de wet, nu artikel 34 Pbw, anders dan de artikelen 31 t/m 33 van die wet, ernstig gevaar voor degezondheid van de gedetineerde niet als criterium noemt. Bovendien was het niet aannemelijk dat het daar om ging, nu de laatste datum van het dagboek ruim vóór de datum van de celinspectie ligt. Overigens is artikel 34 Pbw nietbedoeld voor strafvorderlijke opsporingsactiviteiten.
De desbetreffende losse blaadjes papier, elk met een andere datum erop vermeld, zijn door klager aan de beroepscommissie ter inzage gegeven.
3. De beoordeling
Bij klager heeft een celinspectie plaatsgevonden. De bevoegdheid daartoe vloeit voort uit artikel 34 Pbw. Ingevolge artikel 34, eerste lid en onder a, Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op deaanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken, indien dit onderzoek plaats vindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de verblijfsruimten vangedetineerden. Niet aannemelijk is geworden dat de bevoegdheid niet is aangewend voor het doel waarvoor de bevoegdheid is gegeven te weten controle, maar voor strafvorderlijke doeleinden. Misbruik van de controlebevoegdheid is nietaannemelijk geworden.
In het onderhavige geval is de vraag aan de orde hoever de bevoegdheid tot celinspectie reikt. De stelling van klager houdt met name in dat er in het kader van een celinspectie geen bevoegdheid bestaat tot kennisname van een in decel aangetroffen dagboek.
In het kader van algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen kunnen uit een schrijfblok afkomstige vellen die samen een dagboek vormen worden gecontroleerd. Die controle kan inhouden dat de vellen afzonderlijkworden opgepakt en bekeken teneinde vast te stellen of zich tussen de vellen verboden voorwerpen (te denken valt aan verdovende middelen) bevinden. Ook globale kennisname van de inhoud van het geschrift is in het kader van decontrolebevoegdheid in het onderhavige geval toegelaten. Daarbij moet het volgende in aanmerking worden genomen. Gedetineerden hebben recht op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer en daarom moet ervan uit worden gegaandat bij een celinspectie terughoudend wordt omgegaan met privacygevoelige gegevens. Niet aannemelijk is geworden dat bij het uitoefenen van de bevoegdheid tot celinspectie zonder redelijk doel een te vergaande inbreuk op depersoonlijke levenssfeer van klager is gemaakt. De handgeschreven vellen papier waren naar ook de beroepscommissie ter zitting heeft geconstateerd, niet onmiddellijk herkenbaar als een dagboek. Nu naar klager heeft meegedeeld opiedere bladzijde werd geschreven over het delict, is niet onaannemelijk dat na globale inzage reeds duidelijk was dat de inhoud van het geschrevene het delict waarvan klager werd verdacht betrof. Het tegen het geheel lezen van hetdagboek tijdens de celinspectie gerichte beklag zal derhalve alsnog ongegrond worden verklaard. Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog op dat het de directeur vrij staat om in voorkomende gevallen melding te doen aan hetopenbaar ministerie van gegevens betreffende gedetineerden, ook als deze in het kader van een celinspectie zijn vergaard. Of vervolgens door het openbaar ministerie een strafvorderlijke bevoegdheid wordt aangewend is aan hetopenbaar ministerie en kan geen object van beklag zijn.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 26 april 2005.
secretaris voorzitter