Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0722/SGA, 14 april 2005, schorsing
Uitspraakdatum:14-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Dagprogramma  v

Uitspraak

nummer: 05/722/SGA

betreft: [...] datum: 14 april 2005

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de locatie Zuijder Bos te Heerhugowaard, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 30 maart 2005 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op klachten van [...] en veleanderen, verder te noemen klagers.

Het verzoek betreft de navolgende klachten:
a. de onderbreking van het dagprogramma voor een telling met ingang van 14 februari 2005;
b. het (wegens de schorsing van de telling hangende de beklagzaak) insluiten om 15.00 uur op zaterdagen en om 16.00 uur op zondagen.

De beklagcommissie heeft het beklag met betrekking tot onderdeel a. gegrond verklaard, met vernietiging van het onderliggende besluit van de directeur en de opdracht aan deze om de “onderbreking” van het dagprogramma ten behoeve vande telling volledig af te schaffen, het beklag met betrekking tot onderdeel b. gegrond verklaard, met vernietiging van het huidige dagprogramma voorzover dit de invulling in het weekend betreft en de opdracht aan de directeur ombinnen drie weken na de verzenddatum van deze uitspraak een nieuwe beslissing inzake het dagprogramma te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.

De voorzitter heeft kennis genomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, alsook van de schriftelijke reactie van klagers op het schorsingsverzoek.

1. De standpunten van verzoeker en van klagers
Uit de inlichtingen van verzoeker komt het volgende naar voren. Het aangeboden dagprogramma is niet in strijd met de eisen die de Pbw en de aanverwante regelgeving met betrekking tot het dagprogramma stellen. Ingevolge artikel 3,tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) is het toegestaan een dagprogramma aan te bieden van tenminste 59 uur per week, waarin minimaal 18 en maximaal 63 uur aan activiteiten worden aangeboden. Met een dagprogramma van 59uur waarin ruim 53 uur aan activiteiten wordt geboden, wordt aan de wettelijke eisen voldaan. Aangezien de ARBO-wetgeving de lunchpauze van de werknemers verplicht stelt en er niet voldoende personeel is om tijdens de maaltijdtoezicht te houden op de gedetineerden, is besloten de gedetineerden hun maaltijd op cel te laten gebruiken. De RSJ oordeelde echter in haar uitspraak van 18 januari 2005 dat een regime van algehele gemeenschap met zich meebrengtdat de gedetineerden, indien er geen bouwkundige belemmeringen zijn, de maaltijd gezamenlijk dienen te gebruiken. Hierop is het dagprogramma aangepast in die zin dat de gedetineerden de maaltijd wel gezamenlijk kunnen gebruiken,maar dat ze daarna een half uur worden ingesloten zodat het personeel gedurende die tijd kan eten. Hierbij wordt dan tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een telling te houden. Dit halfuurtje wordt niet tot het dagprogrammagerekend. De gedetineerden komen dan ook qua duur van het dagprogramma niets te kort. Hiermee wordt niet gehandeld in strijd met de wet- en regelgeving. Bij de wijziging van artikel 3 Pm is het eerste lid, waarin is bepaald dat hetdagprogramma de periode beslaat tussen uitsluiting van gedetineerden in de ochtend en hun insluiting voor de nacht, ongewijzigd gebleven. Deze bepaling was daarom ook onverkort van toepassing op het dagprogramma in een regime vanbeperkte gemeenschap, waarin de gedetineerden als er geen activiteiten zijn, worden ingesloten in hun eigen verblijfsruimte gedurende het dagprogramma. Het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Pm impliceert derhalve niet dat dit eenaaneengesloten periode moet zijn.
Om verdere discussie te vermijden is, hangende de uitspraak van de beklagcommissie, besloten de gedetineerden na de maaltijd geen half uur in te sluiten, maar het dagprogramma te laten doorlopen. Om het personeel de mogelijkheid tegeven om te lunchen wordt elders uit de inrichting personeel gehaald. Daar dat personeel nu niet die werkzaamheden kan doen die zij gedurende die tijd had moeten verrichten, wordt dit in het weekend gecompenseerd. Dit heeft voor degedetineerden tot gevolg dat het dagprogramma naar rato in het weekend ingekort wordt. Dit is vervelend voor de gedetineerden, maar personeelstechnisch gezien kan het niet anders. Het personeel van het huis van bewaring dewerkzaamheden laten verrichten, zoals de beklagcommissie voorstelt, is personeelstechnisch niet mogelijk. De beklagcommissie zou zich overigens dienen te onthouden van uitspraken over het te voeren personeelsbeleid. Er wordtoverigens nog steeds voldaan aan de eisen die wet- en regelgeving aan de duur van het dagprogramma en de activiteiten stellen.

Uit de schriftelijke reactie van klagers komt het volgende naar voren.
Op 26 september 2004 is in de gevangenis Zuijder Bos het sobere regime ingevoerd. Tegen het van 12.10 uur tot 12.50 uur insluiten voor het gebruik van de maaltijd werd massaal beklag ingesteld en dit beklag werd door debeklagcommissie gegrond verklaard. De directeur ging tevergeefs van deze uitspraak in beroep en had op grond van die uitspraak drie weken de tijd om een nieuw weekprogramma samen te stellen en in te voeren. De gedetineerden warenhet niet eens met het nieuwe weekprogramma omdat ze van 12.20 uur tot 12.55 uur werden ingesloten voor een middagtelling van 35 minuten en gingen opnieuw massaal in beklag omdat tussentijds insluiten in strijd is met de regels vanhet algehele regime. De insluiting was bedoeld om het personeel te laten lunchen. Een aantal gedetineerden verzocht bovendien schorsing van het besluit van de directeur. De directeur heeft hangende de beklagprocedure uit eigenbeweging de middagtelling geschorst. Het gevolg hiervan was dat de gedetineerden op de doordeweekse dagen niet meer voor een telling werden ingesloten. De beklagcommissie heeft de klachten bij uitspraak van 30 maart 2005 gegrondverklaard en de directeur mocht de gedetineerden niet tussendoor overdag insluiten omdat dit in strijd is met de regels van het algehele regime. Het door de directeur ingestelde beroep is een herhaling van zetten. De directeur heeftook schorsing van de uitspraak van de beklagcommissie verzocht. De kwestie van de middagtelling kan niet voor schorsing in aanmerking komen omdat de directeur daar afstand van heeft gedaan door rond 14 februari 2005 de middagtellinguit eigen beweging te schorsen.
De verrekening van vier uren van het weekprogramma zijn dan nog aan de orde. De gedetineerden willen absoluut niet dat het verzoek van de directeur in zoverre wordt toegewezen. Het aftrekken van vier uur van het weekprogramma isonredelijk. De beleidsmakers hebben over het hoofd gezien dat er verschil bestaat tussen een beperkt en een algeheel regime. Het is bovendien vaste jurisprudentie van de RSJ dat personeelsbeleid geen reden kan zijn om van dewettelijke bepalingen van de Pbw af te wijken. Het lijkt op boefje pesten, temeer daar het personeel gewoon aanwezig blijft op de afdeling tot 17.00 uur omdat er geen andere werkzaamheden beschikbaar zouden zijn. De directeur heeftverder stelselmatige urinecontroles onder alle gedetineerden laten uitvoeren en gedreigd om een sportmoment en een uur van het bezoek af te trekken. Als er in beklag zou worden gegaan zou de vier maal kinderbezoek worden afgelast.Gevangenis Zuijder Bos is de enige inrichting waar het zo gaat en dat is onredelijk. De uren zouden ook in de ochtend afgetrokken kunnen worden omdat het hartje zomer dan veel koeler is.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kanworden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belangis om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

De voorzitter is ten aanzien van onderdeel a van het beklag van oordeel dat de vraag of er al dan niet sprake is van een spoedeisend belang ontkennend moet worden beantwoord. Door de gedetineerden niet in te sluiten na de maaltijdmaar het dagprogramma te laten doorlopen, geeft verzoeker feitelijk reeds enige tijd uitvoering aan de uitspraak van de beklagcommissie. Daaruit kan worden afgeleid dat het laten doorlopen van dat programma kennelijk zonder al teveel problemen mogelijk is. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij schorsing van de tenuitvoerlegging van dit onderdeel van het verzoek. Om die reden zijn er – mede gelet op hetgeen hiernazal worden overwogen - geen termen om de uitspraak van de beklagcommissie te schorsen. Dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek geldt dat het de voorzitter ambtshalve bekend is dat wijzigingen in het dagprogramma in zijn algemeenheid een verstoring van de orde en rust in de inrichting teweeg kunnen brengen. Indiende directeur thans verplicht zou worden om het dagprogramma in de weekeinden te wijzigen - daargelaten de gestelde personele (on)mogelijkheden - en de beroepscommissie uiteindelijk het beroep van de directeur geheel of gedeeltelijkgegrond zou achten, zou dit met zich brengen dat het dagprogramma andermaal gewijzigd zou moeten worden. Gelet op het belang van de orde en rust in de inrichting acht de voorzitter het binnen korte tijd meermalen wijzigen van hetdagprogramma onwenselijk. Gelet daarop zijn er termen aanwezig om dit onderdeel van het verzoek toe te wijzen tot het moment dat de beroepscommissie zal hebben beslist op het beroep van de directeur. De voorzitter heeft daarbij inaanmerking genomen dat het dagprogramma, zoals dat op dit moment wordt toegepast in de inrichting, naar zijn voorlopig oordeel op zich voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke minimumeisen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van onderdeel a af.
Hij wijst het verzoek ten aanzien van onderdeel b toe en schorst in zoverre de tenuitvoerlegging van de beslissing van de beklagcommissie tot het moment dat de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 14 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven