Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0624/GV, 19 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/624/GV

betreft: [klager] datum: 19 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 maart 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Reden voor het niet toestaan van een strafonderbreking zou zijn gelegen in deomstandigheid dat klager niet zou zijn ingegaan op een door de gemeente aangeboden ‘vangnet’-lening en dat hij wist dat hij de aan hem opgelegde vervangende hechtenis zou moeten ondergaan. Reden voor het niet ingaan op devangnetlening was dat de gemeente eiste dat klagers schoonouders garant zouden staan voor die lening maar dat niet wilden doen. Om die reden is klager genoodzaakt om de woning te verkopen. Daarvoor is nodig dat hij de woning eerstopknapt. Klager wilde het huis opknappen en daarna zijn vervangende hechtenis ondergaan. Hij werd echter eerder door de politie aangehouden. Hij wil graag een strafonderbreking om zijn huis alsnog verkoopklaar te maken. Als dat nietzou kunnen, wordt zijn partner onevenredig zwaar getroffen. Zij is nu niet in de gelegenheid om een schuldsanering op te starten, wat wel zou kunnen als het huis verkocht kan worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen omdat er in de ogen van de Minister geen sprake is van een bijzondere onverwachte gebeurtenis, waarvoor het noodzakelijk is dat de vrijheidsstraf zou worden onderbroken. Blijkens derapportage heeft verzoeker de mogelijkheid voor een vangnetlening laten schieten door niet op het aanbod daartoe te reageren. De omstandigheid dat klagers schoonouders niet garant willen staan was aan de selectiefunctionaris tentijde van het nemen van zijn beslissing niet bekend. Voorts wist klager dat hij nog een vervangende hechtenis diende te ondergaan. Hij heeft geen pogingen ondernomen om uitstel te krijgen van de tenuitvoerlegging hiervan. Voortsheeft klager geen onderbouwing aangevoerd voor de onmogelijkheid om de werkzaamheden aan zijn huis door anderen te laten verrichten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een vervangende hechtenis voor de duur van 85 dagen in verband met een taakstraf, opgelegd wegens handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, van de Opiumwet gegeven verbod, welke tenuitvoerlegging eindigtop 19 mei 2005.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager heeft aangevoerd dat hij door zijn financiële situatie gedwongen is zijn woning te verkopen en een strafonderbreking nodig te hebben voor het verkoopklaar maken van zijn woning. Slechts bij de verkoop van die woning zalklagers partner een schuldsanering kunnen verkrijgen. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie op zich aannemelijk dat klager een groot belang heeft bij het verkoopklaar maken van zijn woning.
Zulks kan evenwel niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Klager was immers op de hoogte van het feit dat hij vervangende hechtenis diende te ondergaan en er is niet gebleken van pogingen om uitstel van dietenuitvoerlegging te krijgen. Daarnaast heeft hij ook niet aannemelijk kunnen maken dat het verkoopklaar maken van de woning enkel door hem kan worden uitgevoerd. Dit maakt dat de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijkverlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking niet in strijd is met de wet en dat deze afwijzing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetberoep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven