nummer: 05/382/GM
betreft: [klager] datum: 19 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 februari 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld om het beroepschrift schriftelijk nader toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 oktober 2004, betreft een onjuiste behandeling van (pijn)klachten aan klagers vinger.
2. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 30, tweede lid, van de Pm, dient het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling medisch adviseur te worden ingediend.
Bij de beoordeling kan van het volgende worden uitgegaan. Het verslag van de medisch adviseur is op 8 februari 2005 aan klager verzonden. Van klager is bij de Raad géén beroepschrift ontvangen. Bij schrijven van 21 februari 2005,bij de Raad ontvangen op 22 februari 2005, heeft mr. A.C. Vingerling medegedeeld dat hij klager als raadsman zal bijstaan bij de behandeling van een door klager ingediend beroepschrift. Door de raadsman is geen kopie van dit doorhem genoemde beroepschrift mee- of nagezonden.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat klager op de hoogte was van de wettelijke beroepstermijn zodat er geen misverstand heeft bestaan over de noodzaak om tijdig beroep in te stellen. Klager heeft een eigen verantwoordelijkheiddit op de juiste wijze te realiseren. Nu van klager bij de Raad in het geheel geen beroepschrift is ontvangen en het schrijven van de raadsman – de wet kent aan de raadsman geen eigen (afwijkende) beroepstermijn toe – niet kangelden als tijdig ingediend beroepschrift, moet klager kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. S.H. Hartman-Faber en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 april 2005.
secretaris voorzitter