nummers: 05/492/GV en 05/700/GV
betreft: [klager] datum: 14 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J.M. Jonkergouw, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 februari 2005, respectievelijk 22 maart 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager strafonderbreking verleend voor een kortere duur dan waarom hij had verzocht.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden. De reden hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat het gezin van klager ernstig onder diens afwezigheid lijdt. Zijn partner is zwanger, hetgeen op zichzelf al,met name door de afwezigheid van klager en andere complicaties, leidt tot oplopende spanningen in het gezin met vier kinderen. Daarnaast is recentelijk gebleken dat twee dochters van klager in de periode 1999 tot 2004 seksueel zijnmisbruikt. De partner van klager kan voornoemde problemen niet zonder klager het hoofd bieden.
Voorts lijkt een van de kinderen (oud 16 maanden) licht autistisch te zijn.
Namens de Minister worden de geschetste problemen erkend, doch de toegekende periode van 14 dagen ten tijde van de bevalling van klagers partner is gezien de omstandigheden niet toereikend. Daarbij is nog van belang dat klager isgedetineerd in het kader van twee schadevergoedingsmaatregelen. Het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf is hier niet aan de orde. Het primaire algemeen belang is dat klager zich zal inspannen tevoldoen aan de opgelegde ontnemingmaatregel. Klager is van mening dat een langere strafonderbreking hem daarbij zal helpen nu hij opnieuw met het CJIB in onderhandeling kan treden inzake een afbetalingsregeling indien hij zijngezinssituatie op orde zal krijgen/hebben.
Klager heeft hieraan, onder verwijzing naar de door zijn raadsman overgelegde bijlagen, nog toegevoegd dat hij een voorstel tot een afbetalingsregeling heeft gedaan, maar dat het CJIB daarmee niet akkoord is gegaan. Zijngezinssituatie is zodanig dat zijn aanwezigheid voor in elk geval drie maanden noodzakelijk is.
Namens de Minister is de bestreden beslissing van 28 februari 2005 als volgt toegelicht.
Klager kan een strafonderbreking krijgen ten tijde van de bevalling van zijn partner, in klagers geval een aantal dagen meer dan er normaliter voor gegeven wordt. De beschreven situatie leent zich echter niet voor een noguitgebreider strafonderbreking. Na zorgvuldige afweging van deze gegevens is besloten klagers verzoek om strafonderbreking toe te wijzen voor de duur van 14 dagen, ten tijde van de bevalling van zijn partner.
In de naar aanleiding van het ingestelde beroep genomen beslissing is namens de Minister aangegeven dat daarin aanleiding wordt gezien klager een strafonderbreking toe te kennen van vier weken ten tijde van de bevalling van zijnechtgenote.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Achterhoek heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking.
3. Beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van in totaal 343 dagen op grond van een ontnemingmaatregel. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 39 dagen op grond van de Wet Terwee te ondergaan.
Ten aanzien van het beroep met nummer 05/492/GV wordt overwogen dat in reactie op het ingestelde beroep namens de Minister is aangegeven dat in de stukken een problematische gezinssituatie wordt geschetst en met name wordt eraangedrongen op aanwezigheid van klager in zijn gezin ten tijde van de bevalling van zijn echtgenote. Op basis van artikel 23 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (zoals in artikel 36 aangegeven wordt), dat stelt dat ersprake moet zijn van ernstige psychische nood zal klager strafonderbreking worden verleend voor de duur van vier weken ten tijde van de bevalling van zijn echtgenote. Een nieuwe beschikking zal daartoe worden opgemaakt.
Nu de beslissing waarvan beroep in zoverre is herzien dat klager vier in plaats van twee weken strafonderbreking wordt toegekend, tegen welke nieuwe beslissing weer beroep openstaat, is de beroepscommissie van oordeel dat het belangaan zijn beroep is komen te ontvallen. Om deze reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit beroep.
Ten aanzien van het beroep met nummer 05/700/GV wordt overwogen dat op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de regeling) strafonderbreking kanworden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voorbezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende levenspartner of kind. De beroepscommissie stelt vast dat uit de verschillende bijgevoegde schriftelijke verklaringen volgt dat er sprake is van ernstige (psychische) problemenbinnen klagers gezin en dat klagers verzoek wordt ondersteund. De Minister heeft in de aangevoerde en met stukken onderbouwde argumenten aanleiding gezien klager een strafonderbreking te verlenen van vier weken. Op grond van artikel35 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt bij het bepalen van de duur van de strafonderbreking rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. De strafonderbreking duurt minimaal twee etmalen en maximaaldrie maanden. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing om klager strafonderbreking te verlenen voor de duur van vier weken in het onderhavige geval niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep met nummer 05/492/GV.
De beroepscommissie verklaart het beroep met nummer 05/700/GV ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 14 april 2005.
secretaris voorzitter