nummer: 05/709/STA
betreft: [klager] datum: 6 april 2005
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek, verder de inrichting te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 4 april 2005,inhoudende de gedwongen toediening van antipsychotische medicatie op 6 april 2005.
De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het ongedateerde klaagschrift alsmede van de schriftelijke en telefonische inlichtingen namens het hoofd van voornoemde inrichting van 6 april 2005.
1. De standpunten
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing om hem dwangmedicatie toe te dienen. In de periode van 19 mei 1994 tot en met 22 maart 2005 heeft verzoeker nooit fysiek geweld gebruikt. Hij heeft wel eerdergedreigd, maar dat was vaak uit onmacht, of er was sprake van dat hij valselijk beschuldigd werd, of er werd gedreigd om hem op te sluiten. Verzoeker heeft nooit tegengewerkt bij plaatsing in afzondering of in separatie. Tijdensverzoekers verslavingsverleden heeft hij een aantal keren antipsychotica ingenomen zonder te weten wat hij innam en hij is toen poliklinisch opgenomen. De reden, dat verzoeker dit keer wel fysiek geweld heeft gebruikt, is dat hij op20 oktober 2004 is overgeplaatst naar een extra beveiligde afdeling. Van 13 maart 2005 tot en met 22 maart 2005 was verzoekers gedrag correct. Hij heeft een aantal gesprekken met de behandelcoördinator gehad en die beloofde dat hijmet de divisiemanager zou overleggen. Verzoeker kreeg echter telkens te horen dat hij dat was vergeten. De maandcommissaris heeft nog niet bemiddeld. Verzoeker had vijf uur uitsluittijd, waarvan twee uur en drie kwartierarbeidstherapie, waardoor hij maar één uur had om te koken en maar één uur vrije tijd. Dat er uren uitvielen, was niet verzoekers schuld. Toen hij netjes vroeg of hij eruit kon, kreeg hij botweg het antwoord dat dat niet meer konworden geregeld. Dit alles rechtvaardigt niet dat verzoeker fysiek geweld heeft gebruikt, maar de bewuste dag was de koek een beetje op.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat verzoeker op 22 maart 2005 een staflid met een van te voren geprepareerd kussensloop met daarin een baksteen heeft geslagen. Door de klap liep het staflid eengekneusde bovenarm op. Verzoeker voerde als oorzaken van zijn gedrag aan onduidelijkheid over de vraag wie zijn behandelcoördinator is en onvoldoende gesprekken. Het voorstel om te starten met medicamenteuze behandeling metantipsychotica in verband met herhaalde en ernstige agressieve gedragstoornissen is door verzoeker geweigerd. Afgaande op de ter beschikking staande gegevens is er sprake van zich herhalende ernstige agressieve gedragsstoornissenbij een man met primair een antisociale persoonlijkheidsstoornis, mogelijk in combinatie met borderline en narcistische kenmerken. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheidsproblematiek. Voorzover de gedragsstoornissen nietvoldoende verklaard kunnen worden door de antisociale persoonlijkheidskenmerken, kan nog een impulscontrolestoornis, niet anderszins omschreven, worden gediagnosticeerd. Noch op dit moment, noch in de voorgeschiedenis zijn eraanwijzingen voor psychotische verschijnselen. Er is een zich herhalend patroon van ernstige agressieve gedragingen en soms zeer persoonlijke, intimiderende bedreigingen van stafleden. In die zin is er sprake van gevaar vooranderen. Daarnaast wordt verzoeker momenteel ingesloten zonder dat dit leidt tot een verbetering van zijn psychisch functioneren. In die zin moet gevreesd worden voor een achteruitgang van zijn gezondheid, aangezien bij ongewijzigdbeeld de isolatie langdurig kan zijn. Verzoeker heeft bij herhaling en duidelijk laten weten dat hij niet bereid is antipsychotische medicatie te accepteren. Gesteld is dat noch in het actuele functioneren, noch in devoorgeschiedenis er aanwijzingen zijn voor psychotische symptomen. In de wetenschappelijke literatuur zijn echter aanwijzingen te vinden dat antipsychotica een positieve invloed kunnen hebben op impulscontrolestoornissen enagressieve gedragingen. Op grond van het bovenstaande werd de indicatie voor het toepassen van dwangbehandeling met antipsychotische medicatie gesteld. Naast een eventuele medicamenteuze behandeling dient uiteraard veel aandacht teworden besteed aan de overige aspecten van de behandeling, waaronder de bejegening en de begeleiding van verzoeker. Daartoe is het behandelplan aangepast. Momenteel is verzoeker overgeplaatst naar een andere afdeling binnen deinrichting en verblijft hij daar in afzondering. Met in acht nemen van de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen is hij daar momenteel zonder veel problemen te verzorgen en te begeleiden.
Uit nadere telefonische informatie namens het hoofd van de inrichting is gebleken dat verzoeker vanaf 22 maart 2005 tot 2 april 2005 gesepareerd is en sinds 2 april 2005 afgezonderd is in zijn eigen verblijfsruimte. Voorts ismedegedeeld dat de voorzitter in de gelegenheid zal worden gesteld uitspraak te doen alvorens tot tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting over te gaan.
2. De beoordeling
Uit artikel 33 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden volgt dat een geneeskundige handeling onder dwang onder voorwaarden kan worden verricht indien deze noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar datvoortvloeit uit de stoornis van de geestvermogens van de verpleegde. Daarbij dient te worden beschouwd of dit gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de verpleegde of van anderen niet op een andere wijze kan worden afgewend.Bij de keuze voor een bepaalde geneeskundige handeling wordt steeds gekozen voor de voor de verpleegde minst ingrijpende handeling.
In de door verzoeker bestreden beslissing is opgenomen dat de noodzaak voor dwangmedicatie op 1 april 2005 is geconstateerd door een aan de inrichting verbonden arts. In die beslissing en in de nadere toelichting namens het hoofdvan de inrichting van 6 april 2005 is echter tevens aangevoerd dat er bij verzoeker in het actuele functioneren, noch in zijn voorgeschiedenis aanwijzingen zijn voor psychotische symptomen. De indicatie voor het toepassen van eendwangbehandeling met antipsychotische medicatie is op grond van aanwijzingen in de wetenschappelijke literatuur, dat antipsychotica een positieve invloed kan hebben op impulsstoornissen en agressieve gedragingen, gesteld, en niet opgrond van een gestelde diagnose en evenmin op grond van een gebleken of onvermijdelijke achteruitgang ten gevolge langdurige afzondering.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter staat, gelet op de nadere reactie namens het hoofd van de inrichting van 6 april 2005, thans de noodzaak tot het gedwongen toedienen van antipsychotische medicatie niet vast, temeer nuverzoeker inmiddels is afgezonderd in de eigen verblijfsruimte, waar hij zonder veel problemen te verzorgen en te begeleiden zou zijn.
Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissing van het hoofd van de inrichting niet voldoet aan de eisen als bepaald in artikel 33 van het Reglement verpleging ter beschikkinggestelden.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting.
Aldus gedaan door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 april 2005.
secretaris voorzitter