Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0724/STA, 7 april 2005, schorsing
Uitspraakdatum:07-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/724/STA

betreft: [klager] datum: 7 april 2005

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Centrum voor forensisch psychiatrische zorg Oldenkotte te Eibergen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 5 april 2005,inhoudende beperking van klagers bewegingsvrijheid.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het ongedateerde klaagschrift, ingekomen bij het secretariaat van de Raad op 6 april 2004, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 6 april2005.

1. De standpunten
Verzoeker voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Sinds 5 januari 2005 is sprake van beperking van zijn bewegingsvrijheid. Hij heeft daarover beklag gedaan. De beklagcommissie heeft bij haar beslissing van 22 maart 2005 de toen bestreden beslissing van het hoofd van de inrichtingaangemerkt als beklagwaardig afdelingsarrest. De beklagcommissie heeft voorts het beklag gegrond verklaard op formele gronden, maar heeft verzuimd de bestreden beslissing te vernietigen. Het hoofd van de inrichting heeft daarop debeperkingen van de bewegingsvrijheid gehandhaafd. Op 5 april 2005 heeft het hoofd van de inrichting de situatie in heroverweging genomen en beslist de beperkingen te handhaven, zij het met een geringe versoepeling. Voorafgaand aandeze nieuwe beslissing is verzoeker wederom niet gehoord en van de beslissing heeft hij weer geen schriftelijke mededeling gekregen. Hij heeft weer beklag ingediend en vraagt thans schorsing van de verdere tenuitvoerlegging van dehuidige beperkingen van zijn bewegingsvrijheid.
De beperkingen houden in dat de deuren overdag en ’s avonds een half uur dicht gaan, dat verzoeker en andere verpleegden op hun kamer moet blijven ingeval van uitval van hun programma en ingeval van snipperuren, dat zij niet altijdonbegeleid naar de patio mogen en niet bij elkaar op de kamer mogen komen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren. Verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen de bedoelde beslissing van de beklagcommissie en heeft dus ook geenschorsingsverzoek ingediend hangende de behandeling van het beroep. Het verzoek moet worden beschouwd als gericht tegen een uitvoeringsbesluit van het hoofd van de inrichting, naar aanleiding van het feit dat verzoekers klacht doorde beklagcommissie gegrond is verklaard. Dit betekent concreet dat het hoofd de (behandel)leiding van de afdeling heeft opgedragen de beperkende regels ten aanzien van de patiënten als clausule op te nemen in hun behandelplan. Ditis op 5 april 2005 dan ook geëffectueerd. Voor de inhoudelijke motivering van deze beperking wordt verwezen naar het verweerschrift in de [vorige] beklagprocedure. Er is volgens het hoofd van de
inrichting geen sprake van een nieuwe maatregel, maar van de formalisering van een reeds ingegane maatregel.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzochten beslist.
In dit verband is van belang dat in de onderhavige zaak de vraag speelt of het schorsingsverzoek en het beklag, zoals geformuleerd, zijn gericht tegen een beklagwaardige beslissing van het hoofd van de inrichting. Het is niet aan devoorzitter om daar inhoudelijk op in te gaan. De inhoudelijke beslissing daarover is voorbehouden aan de beklagcommissie. Naar het oordeel van de voorzitter doen zich geen omstandigheden voor die meebrengen dat de voorzitter metvoorbijgaan van de behandeling van de zaak door de beklagcommissie thans een voorlopige voorziening zou moeten treffen. Het schorsingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 7 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven