Nummer: 05/317/GB
Betreft: [klager] datum: 5 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 november 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 17 september 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Grave. Op 12 december 2003 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. De IJssel, van waaruit hij op 28 december 2004 is geplaatst in degevangenis De IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van tweeënveertig maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 12 augustus 2004. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 januari 2006.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager dient ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. De beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift van klager is op 16 november 2004 aan klager uitgereikt. Klager heeft vervolgens tegen die beslissing eenrechtsmiddel ingesteld en dat heeft hij abusievelijk gericht aan de beklagcommissie bij de locatie De IJssel. De beklagcommissie heeft dat schrijven van klager kennelijk niet verstaan als beroepschrift en dus niet doorgezonden aande Raad. Indien dat wel was geschied, was direct duidelijk geweest dat klager tijdig beroep heeft ingesteld.
Klager is van mening dat hem ten onrechte een plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z.)b.b.i.) is onthouden. De beslissing hem in een gesloten inrichting te plaatsen is gebaseerd op negatieve adviezen van hetopenbaar ministerie en de politie Rotterdam. Omdat klager geen kennis heeft van die adviezen, kan hij zich daar niet tegen verweren. Gelet op die onduidelijkheid is de beslissing op het bezwaarschrift onzorgvuldig tot stand gekomen.Voorts geldt nog dat de selectiefunctionaris onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de positieve advisering van de reclassering omtrent klagers detentiefasering. In dat adviesrapport wordt aangegeven dat klager in aanmerking komtvoor een detentiefasering die uiteindelijk zal uitmonden in deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht (e.t.). Ook om die reden had klager in aanmerking moeten komen voor plaatsing in een b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Primair is de selectiefunctionaris van mening dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Het beroepschrift dateert van 10 februari 2005 en is gericht tegen de beslissing op het bezwaarschrift, welkebeslissing op 16 november 2004 aan klager is uitgereikt. Het beroepschrift is daarom buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn ingediend.
Subsidiair heeft de selectiefunctionaris nog aangevoerd dat, indien de beroepscommissie klager ontvankelijk mocht achten in zijn beroep, klager blijkens het selectieadvies van de locatie De IJssel is voorgedragen voor plaatsing ineen gevangenis met normaal beveiligingsniveau. Reden voor dat advies was gelegen in de negatieve adviezen (recidivegevaar) van het openbaar ministerie en de politie. Gelet op dat selectieadvies en gelet op de gemotiveerde adviezenvan het openbaar ministerie en de politie heeft de selectiefunctionaris besloten klager te plaatsen in de gevangenis De IJssel.
4. De beoordeling
4.1. De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen zijn plaatsing in de gevangenis De IJssel, op 10 november 2004 ongegrond verklaard. Die beslissing is op 16 november 2004 aan klager uitgereikt. Klagerheeft op 20 november 2004 een klaagschrift ingediend bij de beklagcommissie bij de locatie De IJssel, welk klaagschrift op 24 november 2004 bij die beklagcommissie is ontvangen en is gericht tegen het niet plaatsen van klager in eenb.b.i. De beklagcommissie heeft dat klaagschrift verstaan als bezwaarschrift tegen een selectiebeslissing en vervolgens op november 2005 doorgezonden aan de selectiefunctionaris. De Raad is op 17 januari 2005 door klagers raadsmanop de hoogte gesteld van de omstandigheid dat klager beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de selectiefunctionaris. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, moetworden geoordeeld dat klager met zijn klaagschrift van 20 november 2004 bedoeld heeft beroep in te stellen tegen de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 10 november 2004, welke op 16 november 2004 aan klager is uitgereikt, endat dit beroepschrift tijdig is ingediend. De omstandigheid dat het beroepschrift niet direct naar de Raad is doorgezonden, kan niet aan klager worden verweten. Klager is daarom ontvankelijk in zijn beroep.
4.2. De gevangenis De IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.3. Blijkens het adviesrapport van de Reclassering Nederland d.d. 28 oktober 2004 kan klager in aanmerking komen voor een detentiefaseringstraject, welk traject kan uitmonden in deelname aan een p.p. met e.t. In het selectieadviesvan de locatie De IJssel d.d. 21 oktober 2004 is aangegeven dat klager op zich, gelet op de verdere duur van zijn detentie, in aanmerking kan komen voor plaatsing in een (z.)b.b.i. en deelname aan een p.p. De inrichting heeftevenwel naar aanleiding van de negatieve adviezen van de officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam en de politie Rotterdam Rijnmond geadviseerd klager te plaatsen in een gesloten inrichting met een regime vanalgehele gemeenschap. Naar het oordeel van de beroepscommissie kon de selectiefunctionaris dat advies van de inrichting en de negatieve adviezen van de het openbaar ministerie en de politie op goede gronden zwaarder laten wegen danhet positieve advies van de Reclassering Nederland. Daarom is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria,niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 april 2005.
secretaris voorzitter