Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0456/GV, 7 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/456/GV

betreft: [klager] datum: 7 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Kans op herhaling van het delict is niet aanwezig omdat het slachtoffer niet op het verlofadres woont, noch in de buurt van het verlofadres. Voorts heeft klager een interview met een groot landelijk dagblad over zijn zaak gehad.Klager is nooit verboden contact te zoeken met de slachtoffers, het wordt zelfs door Jeugdzorg niet onwenselijk geacht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn dochtertje seksueel misbruikt. Slachtoffers van seksueel misbruik op jonge leeftijd hebben langdurig te lijden van emotionele schade. In het gedragsdeskundig advies wordt gesproken op een kans tot herhaling.Dergelijke delicten kennen een hoge mediagevoeligheid, waardoor de gevoelens van veiligheid in de maatschappij tot grote onrust kunnen leiden in de samenleving en met name in de woonomgeving van de slachtoffers.
Recentelijk uitgebrachte ambtelijke rapportage leert dat klager nog steeds contact zoekt met zijn dochtertje. Haar begeleiders ervaren dit als een zeer onwenselijke situatie, die het herstel van de emotionele schade bepaald niet tengoede komt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De IJssel heeft matig positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat verlofverlening in welke vorm dan ook, in dit stadium van de detentie onverantwoord voorkomt. Dit omdat slachtoffers van seksueel misbruik opjonge leeftijd langdurig te lijden hebben van emotionele schade en blijkens het rapport van de psycholoog de kans op herhaling aanwezig is.
De politie Zeeland heeft aangegeven dat er geen bezwaren voor verlofverlening zijn.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens ontucht met een kind beneden de 12 jaar. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 augustus 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof in dit stadium van dedetentie onvoldoende aanwijzingen zijn. Zij overweegt hierbij dat de ernst van het delict als zodanig onvoldoende grond vormt voor afwijzing van het verlof. Klagers verblijf in het huis van bewaring is rustig verlopen en tot opheden hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Gelet op het vorenstaande, het positieve advies van de politie en het gegeven dat sprake is van een aanvaardbaar verlofadres, is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belangvan klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. Dat een slachtoffer lang psychische schade kan ondervinden, staat op zichzelf het verlenen van verlof niet in de weg. De beroepscommissie overweegt hierbij dat op grondvan artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, kenmerk 733726/98/DJI) ten aanzien van klager voorwaarden kunnen worden gesteld die kunnen inhouden dat hij zich dient teonthouden van contact met het slachtoffer, zich niet begeeft in de buurt van de plaats waar het misdrijf is gepleegd en zich meldt bij de politie op Schouwen Duiveland. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot hettijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal wordenopgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor hettoekennen van een tegemoetkoming

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven