Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3010/GA, 4 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3010/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 december 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Boumanjal, en [...], unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel inhoudende plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voorshands voor de duur van één dag;
b. het feit dat klager is gevisiteerd toen hij uit de afzonderingscel werd teruggeplaatst op unit 5;
c. het feit dat klager te weinig water kreeg verstrekt tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op alle onderdelen op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is voor 24 uur in afzondering geplaatst, terwijl hiervoor in een geval als het onderhavige een maximum termijn staat van 15 uur, terwijl de maatregel dan onverwijld ten uitvoer dient te worden gelegd. Voorts is klager na hetbeëindigen van die maatregel ten onrechte en onnodig gevisiteerd. Tot slot heeft klager gedurende de afzondering te weinig water verstrekt gekregen.

Klager heeft daaraan nog toegevoegd dat er geen sprake is geweest van enige provocatie; hij sprak met een medegedetineerde over religie. Er is geen sprake geweest van verstoring van de orde. Uit de hoogte van de maatregel valt ditook af te leiden. Er was geen reden voor de visitatie, nu klager alleen kort op een andere afdeling heeft verbleven en zijn cel niet is uitgeweest.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd en daaraan nog toegevoegd dat anders dan de raadsman van klager suggereert er geen sprake was van het zogenoemde bewaardersarrestmaar van een maatregel van afzondering. Klager veroorzaakte geluidsoverlast door te schreeuwen. Als waarschuwing is hem een dag afzondering opgelegd.
Verblijf op een andere afdeling wordt beschouwd als verblijf elders, op grond waarvan visitatie is toegestaan.
Klager is gedurende zijn verblijf in afzondering voldoende water verstrekt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens te beslissen omtrent een plaatsing in afzondering bedoeld in artikel 24, eerste lid, op grond vanartikel 23, eerste lid onder a of b, Pbw. Het tweede lid van eerstgenoemd artikel bepaalt onder meer dat van het horen van de gedetineerde aantekening wordt gehouden. Uit de schriftelijke mededeling blijkt niet dat klager isgehoord. Gelet hierop dient het beroep op dit onderdeel op formele grond gegrond te worden verklaard en dient klager na te noemen tegemoetkoming te worden toegekend.
Ten aanzien van de visitatie overweegt de beroepscommissie dat op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Pbw de directeur de bevoegdheid heeft om (ondermeer) bij binnenkomst van de inrichting of indien dit anderszinsnoodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting de gedetineerde aan zijn lichaam of aan zijn kleding te (laten) onderzoeken. Nu artikel 29, eerste lid, Pbw spreekt van een bevoegdheid vande directeur, zal de directeur bij zijn beslissing visitatie toe te passen steeds een belangenafweging moeten maken, waarbij telkens ook de ingrijpendheid van de visitatie een afwegingsfactor zal moeten zijn. Gelet op deomstandigheid dat klager vanuit de afzonderingscel onder begeleiding van penitentiair inrichtingswerkers is overgebracht naar zijn eigen cel, welke overbrenging slechts korte tijd heeft geduurd, en gelet op de omstandigheid dat erslechts een minimaal risico was dat klager op enigerlei wijze contrabande zou hebben kunnen verkrijgen tijdens die overbrenging kan niet worden gezegd dat de beslissing om klager bij terugkomst op zijn eigen afdeling te visiterenredelijk of billijk moet worden geacht. De beroepscommissie zal het beklag om die reden gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de aangevallen beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klagereen financiële tegemoetkoming toe van na te noemen hoogte.
Hetgeen in beroep is aangevoerd omtrent de verstrekking van water kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dienaangaande derhalve ongegrondworden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie dienaangaande en verklaart de beklagen alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven