nummer: 04/3159/GM
betreft: [klager] datum: 5 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 december 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en de nadere schriftelijke toelichting van klager d.d. 9 maart 2005.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De inrichtingsarts, verbonden aan de locatie Alphen aan den Rijn, is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 september 2004, betreft:
- het niet (langer) ter beschikking krijgen van een rolstoel;
- het niet voorschrijven van geschikte voeding en drank;
- het verstrekken van de verkeerde medicatie;
- het niet (langer) mogen dragen van een nekkraag; en
- het onvoldoende aandacht geven aan de psychische conditie.
a. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd:
Klager is van mening dat hem ten onrechte zijn duwrolstoel is afgenomen. Hij is op die rolstoel aangewezen en kan zich niet zelfstandig verplaatsen. Klager heeft geprobeerd om zelfstandig mobiel te zijn, maar hij kon een en anderechter niet bewerkstelligen.
Hij kan geen standaard maaltijden of broodmaaltijden tot zich nemen. Ook kan hij geen koffie, thee of houdbare melk gebruiken. Toen klager in het Penitentiair ziekenhuis (Penziekenhuis) verbleef, kreeg hij yoghurt en koude melkverstrekt. Hij wil graag dergelijke voedingsmiddelen vanwege de medische dienst verstrekt krijgen.
Aan klager zijn in de locatie Alphen aan den Rijn andere medicijnen verstrekt dan in het Penziekenhuis, hij weet niet waarom. Als wordt opgemerkt dat hij die medicijnen zelf zou kunnen aanschaffen in de inrichtingswinkel, is dieopmerking onjuist. Klager had geen financiële middelen om aankopen te doen. Ook kon hij de huur van een koelkast niet betalen.
Klager, die zijn nek op twee plaatsen gebroken heeft gehad, heeft hij baat bij het dragen van een nekkraag. Hij mocht van de medische dienst die nekkraag niet langer dragen. Klager heeft indertijd van de behandelend specialist inhet Academisch Ziekenhuis Groningen te horen gekregen dat hij die kraag zou moeten blijven dragen.
Aan klager wordt verder onvoldoende uitleg en duidelijkheid gegeven over wat er met hem, medisch en psychisch aan de hand is.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, in beroep gehandhaafd. Dit standpunt luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Klager heeft in de locatie een aantal dagen de beschikking gehad over een duwrolstoel. Klager zou echter meer moeten mobiliseren. Klager werkt daaraan niet echt mee. Wel is hem een standaard rolstoel ter beschikking gesteld.
Hij heeft regelmatig geprobeerd om bepaalde voeding en drank op medische indicatie verstrekt te krijgen. Na zijn binnenkomst uit het Penziekenhuis is hem in eerste instantie gemalen voeding verstrekt. Op eigen verzoek is die gemalenvoeding omgezet naar vaste voeding. Verder kon hij bronwater en melkproducten in de inrichtingswinkel kopen. Er was geen medische indicatie voor de verstrekking van vloeibare of extra voeding. De door het Penziekenhuis aan klagerverstrekte medicijnen betroffen multi-vitaminen. Klager was in de gelegenheid om die multi-vitaminen zelf in de inrichtingswinkel aan te schaffen. Er bestond geen medische indicatie om een dergelijk preparaat aan klager teverstrekken. Naar het oordeel van de inrichtingsarts was er geen medische indicatie voor het dragen van een nekkraag door klager. In beginsel wordt het langdurig dragen van een dergelijke nekkraag afgeraden.
2. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de inrichtingsarts, de zich in het dossier bevindende aantekeningen in het medisch dossier van klager over de periode van 16 juni 2004 tot en met 9 november 2004, en uit hetgeen door klager naar voren isgebracht wordt niet aannemelijk dat de inrichtingsarts van de locatie Alphen aan de Rijn tekort is geschoten in zijn medisch handelen ten aanzien van klager. De omstandigheid dat klager andere verwachtingen had omtrent dat handelenvan de inrichtingsarts, doet daaraan niet af
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. S.H. Hartman-Faber en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 april 2005.
secretaris voorzitter