nummer: 04/2732/TP
betreft: [klager] datum: 1 april 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers om het beroep schriftelijk toe te lichten.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 16 november 2004 verlengd tot en met 13 februari 2005.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 23 december 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
Bij brief van 11 februari 2004 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 24 augustus 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 5 november 2004, uitgereikt aan klager op 9 november 2004, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 16 november2004 met drie maanden is verlengd tot en met 13 februari 2005. Klager is terzake op 5 november 2004 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 23 december 2004.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. De Minister heeft beslist klager te plaatsen in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Deze plaatsing is op was ten tijde van het beroep nog niet gerealiseerd.
3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft er begrip voor dat er een tekort is aan tbs-plaatsen. Inmiddels is klager medegedeeld dat hij geplaatst zal worden in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Klager is vanmening dat hij behandeling nodig heeft en kijkt uit naar zijn behandeling in een tbs-kliniek. Het probleem is echter dat klager, die de Belgische nationaliteit heeft, illegaal is geworden in Nederland. Gelet op de recente berichtenover de nieuwe plannen van de Minister met betrekking tot tbs-gestelden, die illegaal in Nederland verblijven, is klager ongerust geworden. Hij vraagt zich af wat er met hem gaat gebeuren.
Klager wil graag meer duidelijkheid over wat hem te wachten staat in de toekomst. Klager verbaast zich er over dat in identieke brieven van de Minister in een brief staat vermeld dat er sprake is van een psychotische stoornis en inde andere brief staat vermeld dat klager lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing is uitgereikt op 9 november 2004. Het beroepschrift is op het secretariaat van de Raad één dag te laat, op 17 november 2004,ontvangen. Klager wordt niet-ontvankelijk in zijn beroep geacht. Indien de beroepscommissie besluit om klager wel in zijn beroep te ontvangen, zal het beroep materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsennog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit de p.i. Vught ontvangen. Blijkens de overgelegde medischeverklaring is klager detentiegeschikt.
4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen. Nu het beroepschrift is verzonden in een inrichtingsenvelop en de datum van het poststempel niet leesbaar is, kan niet worden gesteld dat het feitdat klagers beroepschrift één dag te laat op het secretariaat van de Raad is ontvangen voor rekening van klager komt.
Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hemtevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.
Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.
Uit de medische verklaring van 15 december 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Den Bosch blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in de p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
De omstandigheid dat de plaatsingsbeschikkingen van de Minister van respectievelijk 18 november 2004 en 4 februari 2005 een verschil vertonen terzake van de diagnose is niet van invloed op de beoordeling van het beroep.
De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 16november 2004 tot 23 december 2004.
Overigens wordt nog overwogen dat de omstandigheid dat na het nemen van de bestreden beslissing op 23 december 2004 de tbs van klager is aangevangen niet afdoet aan het oordeel dat ten tijde van het verstrijken van de onderhavigewachttermijn nog verlenging krachtens artikel 76 PBW mogelijk was. Wel dient hij vanaf 23 december 2004 te worden beschouwd als tbs-passant in de zin van artikel 12 Bvt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 april 2005.
secretaris voorzitter