nummer: 04/2947/GA
betreft: [klager] datum: 29 maart 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 december 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda,
gericht tegen een uitspraak d.d. 2 december 2004 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2005, gehouden in de p.i. Vught, is [...], unit-directeur bij voormelde p.i., gehoord.
Hoewel klager, die zich sinds de dag vóór de zitting in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, omdat klager op 20 oktober 2004 met de hem verstrekte maaltijd zo hard in zijn cel heeft gegooiddat deze of delen daarvan tegen de deur omhoog vlogen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het was Ramadan. Toen de maaltijden waren uitgedeeld bleken deze niet warm en moesten ze worden opgewarmd. Het duurde klager klaarblijkelijk te lang en daarom heeft hij met zijn maaltijd gegooid. Volgens het schriftelijk verslag washet celraampje nog maar net gesloten of de maaltijd vloog al tegen de deur omhoog, waardoor het zicht in de cel volledig geblokkeerd werd. Ook een voorval als het gerapporteerde, dat zich afspeelt in de beslotenheid van een geslotencel, verstoort wel degelijk de orde en rust in de inrichting. Niet in redelijkheid kan worden gezegd dat de beslissing om in dit geval een sanctie op te leggen apert onredelijk was.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en hetgeen daar ter zitting aan is toegevoegd vast, dat aan klager een maaltijd is verstrekt die niet warm bleek te zijn. Omdat het klaarblijkelijk te lang duurde alvorens klagersmaaltijd opgewarmd zou worden, heeft hij deze uit onvrede met de situatie weggeworpen, waarbij delen van de maaltijd tegen de celdeur en het celraampje kwamen te zitten. Anders dan de beklagcommissie overweegt, kan een dergelijkehandeling, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, wel degelijk worden opgevat als een verstoring van de orde in de inrichting en daarmee als strafwaardig worden aangemerkt
De beroepscommissie is mitsdien van oordeel dat de beslissing van de directeur tot oplegging van voornoemde disciplinaire straf niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep is mitsdien gegrond en de beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 maart 2005.
secretaris voorzitter