Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0294/GB, 29 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/294/GB

Betreft: [klager] datum: 29 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift
van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 januari 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing dat de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet kan worden ondergaan door toepassing vanelektronische detentie ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was geselecteerd voor elektronische detentie. Op 22 november 2004 is door de selectiefunctionaris beslist dat klager niet (meer) in aanmerking kwam voor elektronische detentie. Klager had zich op 7 februari 2005 dienen temelden in de gevangenis Veenhuizen, maar heeft zich daar niet gemeld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager is momenteel absoluut niet in staat om de reis te ondernemen. Hij heeft daartoe een doktersverklaringbijgevoegd. Hij is het er absoluut niet mee eens dat hij als leugenaar wordt afgeschilderd. Verzocht wordt om de beslissing te heroverwegen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 18
november 2004 is door de penitentiaire inrichting administratief (p.i.a.) telefonisch contact opgenomen met klager en daarbij is de afspraak gemaakt dat hij op 22 november 2004 zou worden aangesloten op elektronische detentie. Opde datum van aansluiting 22 november 2004 trof de medewerker van de p.i.a. klager niet thuis aan. Gelet hierop is negatief beslist op 22 november 2004 ten aanzien van het verzoek om in aanmerking te komen voor tenuitvoerlegging vande aan klager oplegde vrijheidsstraf door toepassing van elektronische detentie en dit is klager bij brief van laatstgenoemde datum medegedeeld. Klager diende zich te melden in de gevangenis Maashegge te Overloon (deberoepscommissie merkt dit aan als een kennelijke typefout en leest hiervoor in de plaats: de gevangenis Veenhuizen), maar heeft dit niet gedaan.

4. De beoordeling
4.1. Vooruitlopend op wijziging van de Penitentiaire beginselenwet bestaat de mogelijkheid voor zelfmelders, aan wie een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal drie maanden, om elektronische detentie te ondergaan.

4.2. Klager heeft zich middels een zogenaamde overeenkomst elektronische detentie
d.d. 4 april 2004 bereid verklaard om elektronische detentie te ondergaan. Vast is komen staan dat hij op 22 november 2004, vóór de aanvang van de elektronische detentie, de afspraak met de selectiefunctionaris niet is nagekomen.
Uit de door klager overgelegde onderzoeksgegevens van een arbeidsmedisch adviseur volgt dat klager met een zekere frequentie plotseling wegraakt gedurende een periode van circa vijftien minuten waarna hij zich niets meer kanherinneren. De selectiefunctionaris is hier in de reactie op het beroep niet op ingegaan. Het had op de weg van de selectiefunctionaris gelegen de medisch adviseur bij het ministerie van justitie in te schakelen teneinde de vraag tebeantwoorden of dit een aannemelijke verklaring is voor het niet nakomen van de afspraak met de medewerker van de p.i.a. op 22 november 2004 en daarbij tevens advies uit te brengen omtrent de detentie(on)geschiktheid van klager.Door dit na te laten is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een onzorgvuldig genomen beslissing.
De beroepscommissie is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de beslissing van de Minister als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Zij zal klagers beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissingvernietigen en de Minister opdragen binnen vier weken een nieuwe beslissing te nemen. Hierbij dient de selectiefunctionaris het advies van de medisch adviseur bij het ministerie van justitie in te winnen. De beroepscommissie achtgeen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van vier weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven