Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3218/GA, 17 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3218/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.Th. Nooitgedagt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, en [...], unit-directeur van Westlinge.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende weekendverlof wegens de vondst van een mobiele telefoon in de gezamenlijke ruimte van het appartement, alsook een voorwaardelijke advisering aan deselectiefunctionaris tot overplaatsing ter herselectie.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de strafoplegging heeft de directeur aangegeven dat hij afging op het terzake opgemaakte rapport. Anders dan in dat rapport wordt gesuggereerd is niet aan klager gevraagd of de gevonden mobiele telefoon van hem was.Personeelsleden hebben dat nadien bevestigd. Het rapport is hem bovendien niet aangezegd.
Klager voelt zich bovendien gedupeerd doordat het afdelingshoofd namens de directeur hem had gezegd dat het weekendverlof wellicht toch door kon gaan als een verklaring van een huisarts kon worden overgelegd. Meteen is de nodigemoeite gedaan om zo’n verklaring te verkrijgen. Uiteindelijk is dit, mede door afwezigheid van de huisarts, niet gelukt; er waren slechts papieren van het AMC voorhanden. Pas naderhand heeft de directeur te kennen gegeven dat diestukken ook toereikend waren. Als dit meteen was gezegd had klager zijn weekendverlof niet hoeven missen.
Zowel hij als zijn gezin heeft erg geleden onder het niet-doorgaan van het weekendverlof. De gezondheidstoestand van zijn vrouw is onverminderd slecht.

Klagers raadsman heeft daaraan het volgende toegevoegd.
Aan klager had de sanctie niet mogen worden opgelegd, aangezien zijn schuld aan het overtreden van de huisregels niet is komen vast te staan. Het opleggen van eenzelfde straf aan alle vier bewoners van het appartement, waar slechts én van hen de dader kan zijn geweest, is strijdig met het beginsel geen straf zonder schuld. Kennelijk had het opleggen van de sanctie – ten onrechte - ten doel om de feiten te achterhalen. Ook de klager gedane toezegging dat desanctie zou worden ingetrokken als hij zou aantonen dat hij niet betrokken was bij de overtreding, is niet in overeenstemming met het karakter van een disciplinaire straf.
De beklagcommissie is ten onrechte uitgegaan van de juistheid van het standpunt van de directeur, zonder de van klagers zijde aangevoerde argumenten mee te wegen.
Klager zal op korte termijn, namelijk op 27 maart 2005, in vrijheid worden gesteld. Ingeval van gegrondverklaring van het beklag wordt het alsnog verleend krijgen van het gemiste weekendverlof – naast iets extra’s ter verzachtingvan het ondergane leed – door klager en zijn gezin zeer op prijs gesteld.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Blijkens het terzake op ambtseed opgemaakte rapport is aan alle vier de bewoners van het bewuste appartement, dus ook aan klager, gevraagd of zij de eigenaar waren van de mobiele telefoon die verstopt in een schoen was aangetroffen.Omdat allen ontkenden heeft de directeur vervolgens ieder van hen afzonderlijk gehoord. Weliswaar verklaarde één van de vier dat het toestel hem toebehoorde, maar alles wees erop dat dit niet het geval was – hij kon het voorwerpbijvoorbeeld niet beschrijven - en dat hij probeerde de schuld op zich te nemen.
Bij het opleggen van de sanctie aan (ook) klager is hem vanwege zijn thuissituatie aangegeven dat, mocht een verklaring van een arts worden overgelegd waaruit de noodzaak van zijn aanwezigheid thuis zou blijken, hij alsnog opweekendverlof zou kunnen gaan. Omdat een dergelijke verklaring uitbleef is de sanctie gehandhaafd.

3. De beoordeling
Een gedetineerde kan ingevolge de bepalingen van de Pbw disciplinair worden gestraft wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging vande vrijheidsbeneming. Dergelijke vereisten gelden niet voor het opleggen van een ordemaatregel, welke geïndiceerd kan zijn wanneer onderzoek naar de juiste toedracht van geconstateerde feiten geboden is.
Klager is disciplinair gestraft wegens de vondst van een mobiele telefoon in de gezamenlijke ruimte van het appartement waar hij en drie medegedetineerden verbleven; daarmee waren de huisregels overtreden.
Noch in het terzake opgemaakte rapport, noch in de schriftelijke mededeling omtrent de disciplinaire strafoplegging, noch op enige andere wijze is aannemelijk geworden dat klager wetenschap had van de aanwezigheid van de mobieletelefoon in het appartement, laat staan dat hij bij die aanwezigheid enige betrokkenheid had. De oplegging van een disciplinaire straf vanwege het overtreden van de huisregels is derhalve in strijd met de wet. Dit betekent dat hetberoep gegrond zal worden verklaard en de beslissing van de directeur zal worden vernietigd. Indien en voorzover de vernietigde beslissing niet meer ongedaan kan worden gemaakt zal aan klager de na te noemen tegemoetkoming wordentoegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Voorzover de vernietigde beslissing niet meer ongedaan kan worden gemaakt bepaalt zij dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 17 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven