Nummer: 04/3075/GB
Betreft: [klager] datum: 14 maart 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H. Schaap, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 december 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) De Berg te Arnhem ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 3 november 2002 gedetineerd. Klager nam deel aan een penitentiair programma. Op 18 november 2004 is hij ter herselectie teruggeplaatst naar het h.v.b. De Berg. Op 29 december 2004 is hij vanuit het h.v.b. DeBerg geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 juni 2005, waarna klageraansluitend eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 16 dagen dient te ondergaan.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Anders dan de selectiefunctionaris aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd, is klager niet door zijn vriendin uit zijn woning gezet, maar heeft hij zelf besloten naarzijn moeder terug te gaan. Dit heeft klager nog dezelfde dag aan het penitentiair trainingscentrum (PTC) doorgegeven. Het adres van klagers moeder was bekend, omdat klager daar ook in het begin heeft gewoond. Het was een goedgekeurdadres. Klager ontkent ten stelligste dat hij zijn oude gewoonten, waaronder drinken, weer had opgepakt. Weliswaar dronk klager na het werk één biertje, maar dit werd immer oogluikend toegestaan. Dat er vanaf het begin problemen metklager waren, is klager niet bekend; medio november 2004 was klager nota bene “deelnemer van de week”. Dat klager zich bij herhaling niet aan gestelde tijden houdt, is eveneens onjuist. Er is slechts sprake van één melding; daarvooris klager uitsluitend door de reclassering bestraft.
Namens klager is voorts aangevoerd dat het eindrapport, op grond waarvan de selectiefunctionaris heeft beslist, evidente onjuistheden bevat. In dit verband worden verklaringen overgelegd van Tempo-Team Zevenaar, klagers moeder enklagers vriendin. Kortom: de bestreden beslissing is gebaseerd op onjuistheden en dient derhalve te worden vernietigd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager startte het penitentiair programma inderdaad vanaf het adres van zijn moeder. In het weekeind van 4 en 5 september 2004 heeft hij zich niet aan de tijden van het elektronisch toezicht gehouden. Hij zou ruzie hebben gehad metzijn moeder en zijn vriendin en vier uur verward over straat hebben gelopen. Terzake is klager berispt en is het elektronisch toezicht uitgebreid. Vervolgens is klager met zijn vriendin op een camping in Hoenderloo gaan wonen. Dezevriendin heeft klager op enig moment uit de woning gezet, omdat klager dronk en zijn oude praktijken weer had opgepakt. Met verwijzing naar het eindverslag van het PTC concludeert de selectiefunctionaris de juiste beslissing tehebben genomen.
4. De beoordeling
4.1. Het beroep van klager is gericht tegen de ongegrondverklaring van klagers bezwaar tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het h.v.b. De Berg. Inmiddels is klager overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, door welkeoverplaatsing een einde is gekomen aan de plaatsing waartegen het beroep is gericht. Dit betekent niet dat klager niet-ontvankelijk in zijn beroep moet worden verklaard. Klager behoudt immers belang bij de beoordeling van zijnklacht over de beslissing een einde te maken aan het penitentiair programma, welke beslissing de grond voor de plaatsing in het h.v.b. De Berg vormde.
4.2. Klager behoorde, gelet op zijn status als passant ter herselectie, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.3. Uit het eindrapport van het PTC, gedateerd 24 november 2004, blijkt dat er vanaf het begin problemen met klager zijn geweest. Klager is eenmaal officieel berispt. Ook zijn er – rond de verhuizing naar een stacaravan op eencamping in Hoenderloo – problemen geweest met een bijstandsuitkering. Het telefoontje van de vriendin van klager, welk telefoongesprek in grote lijnen werd bevestigd door de moeder van klager, was de druppel die de emmer deedoverlopen.
Klager is in de gelegenheid gesteld zich over de aantijgingen te rechtvaardigen, maar heeft dat niet gedaan. Gelet daarop is de beslissing van de selectiefunctionaris, die niet in strijd is met de wet, gelet op alle omstandighedenvan het geval, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. De eerst achteraf door klagers moeder en klagers vriendin ingebrachte verklaringen maken dit oordeel niet anders. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 14 maart 2005.
secretaris voorzitter