Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3193/GA, 11 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 04/3193/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 december 2004 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het openen van geprivilegieerde post.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De gevolgde procedure en de uitspraak van de beklagcommissie zijn in strijd met de wet en de bepalingen van het Europeesverdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De beklagcommissie heeft de feiten in deze zaak niet vastgesteld. De beklagcommissie heeft er op onjuiste gronden van afgezien om klager te horen, terwijl door hemuitdrukkelijk te kennen was gegeven dat hij gehoord wilde worden. Klager heeft het recht zijn klachten mondeling toe te lichten. Enkel op de gronden als genoemd in de artikelen 62, tweede lid en 64, eerste lid, Pbw kan van het horenvan klager worden afgezien. Hiervan is echter geen sprake geweest. Klager was in staat om naar de locatie De IJssel vervoerd te worden. Klager ontkent de mededeling te hebben gedaan dat de beklagcommissie maar naar hem toe zoumoeten komen. Mogelijk dat een mededeling van klager wel als zodanig is geïnterpreteerd, doch hij ontkent uitdrukkelijk dat dit zijn mening was. De beklagcommissie heeft vervolgens nagelaten om zelf contact met klager te zoeken.Klager wil in de gelegenheid worden gesteld om het beroep mondeling toe te lichten, alsmede stukken over te leggen ter onderbouwing van de klacht.

De directeur verwijst in zijn antwoord naar het mondeling en schriftelijk tegenover de beklagcommissie gevoerde verweer. Voor zover het beroep gegrond wordt verklaard is de directeur van oordeel dat een tegemoetkoming op zijn plaatsis indien er door klager kosten zijn gemaakt, bijvoorbeeld kosten voor het retourzenden van goederen. In de principiële zaken is een tegemoetkoming niet passend.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af. Door en namens klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissieonvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Op grond van artikel 37, eerste lid onder d juncto artikel 36, tweede lid, tweede volzin, Pbw geschiedt het openen van enveloppen of andere poststukken afkomstig van de justitiële autoriteiten (geprivilegieerde post) in aanwezigheidvan de betrokken gedetineerde. Op grond van het tweede lid van artikel 37 Pbw moet onder justitiële autoriteiten mede worden begrepen: organen die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag bevoegd zijntot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken. De klacht van klager gaat over het openen en kopiëren van post van het Europees Hof van de rechten van de mens (EHRM). Het EHRM wordt aangemerkt alseen justitiële autoriteit als hiervoor bedoeld. Bij het klaagschrift van 26 januari 2004 heeft klager een kopie gevoegd van twee enveloppen van het EHRM die blijkens een aantekening op de enveloppen op 12 en 23 januari 2004 doorklager zijn ontvangen. Door en namens klager wordt in beroep niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende enveloppen niet in zijn bijzijn zijn geopend en zijn gekopieerd. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven