Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0258/GV, 7 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/258/GV

betreft: [klager] datum: 7 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 februari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft in december 2004 van het afdelingsteam vernomen dat het eenpositief advies zou geven. Gezien de korte tijd, die klager nog rest, vond het team dat het tijd werd om aan detentiefasering te beginnen. Klagers gedrag is, met uitzondering van een incident dat in oktober 2004 heeftplaatsgevonden, al die tijd goed geweest.
De afwijzing van de verlofaanvraag bemoeilijkt ook klagers detentiefasering.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verlofaanvraag is om de volgende redenen niet toegekend. Op 17 januari 2005 is klagers verblijf in een regime van beperkte gemeenschap verlengd. Dit naar aanleiding van een incident met een medegedetineerde, te weten hetuitdelen van een kopstoot. De advocaat-generaal heeft een negatief advies uitgebracht. Voorts staat klager vermeld op de meest recente lijst I van 9 februari 2005 van extreem vlucht- en gemeengevaarlijke personen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft aangegeven klagers verzoek tot verlofverlening te ondersteunen, maar er daarbij op gewezen dat klager op lijst I vermeld staat, een behoorlijke straflijst heeft opgebouwd en deadvocaat-generaal negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De politie Delft heeft aangegeven geen bezwaar te maken voor wat betreft het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens medeplegen van een poging tot doodslag en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en een poging tot zware mishandeling. Aansluitend dient hij twee maandengevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt momenteel op of omstreeks 7 oktober 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager verblijft in een regime van beperkte gemeenschap (b.g.g.) in verband met het uitdelen van een kopstoot aan een medegedetineerde eind oktober 2004. Recent, op 17 januari 2005, is deze plaatsing verlengd. Voorts staat klagervermeld op de meest recente lijst I van extreem vlucht- en gemeengevaarlijke personen. De advocaat-generaal heeft in verband met de aard en de ernst van de door klager gepleegde delicten en de verwachting dat bij de samenleving inhet algemeen en bij het directe slachtoffer van de poging tot doodslag in het bijzonder grote opschudding zal ontstaan bij verlofverlening, negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigen. Derhalveis de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., e. en i. van de Regeling tijdelijkverlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven