Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0295/GV, 7 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/295/GV

betreft: [klager] datum: 7 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De officier van justitie blijft klager gewoon dwars zitten. Hij stelt dat errecidivegevaar is, maar dit is onzin. In 2003 is klager twee dagen alleen buiten geweest naar de begrafenis van zijn schoonvader en zonder problemen teruggekeerd. Toen was er blijkbaar geen recidivegevaar. De selectiefunctionarisstelt dat er eerst extern hulp moet worden gevraagd, maar klagers gezin heeft vaak genoeg aan diverse instanties om hulp gevraagd. Omdat die instanties niets deden, zijn er nu ook zoveel problemen en heeft klagers advocaat hetverzoek tot strafonderbreking gedaan. De reclassering kan bevestigen dat er zeer ernstige dingen aan de orde zijn. Klagers vrouw heeft al tweemaal op de intensive care gelegen. Klager hoopt dat hij in de gelegenheid wordt gesteld omzijn gezin te helpen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De door klager geschetste problematiek is zeker niet gering, maar valt niet onder het criterium om strafonderbreking toe te kennen wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan meteen ander vorm van verlof. De problemen op financieel gebied en het uit huis plaatsen van de zoon en eventueel de dochter lenen zich meer voor het inschakelen van professionele hulp dan het verlenen van strafonderbreking aan klager.Wat betreft klagers zieke vader en bezoek aan eigen huisarts en specialisten wordt opgemerkt dat dat niet valt onder de criteria om strafonderbreking toe te staan. Wellicht is het mogelijk dat klager zijn vader eens bezoekt in devorm van een begeleid verlof. Bij de beoordeling heeft het negatieve advies van de officier van justitie een rol gespeeld.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven dat hij nadrukkelijk recidivegevaar aanwezig acht. Ook van de zijde van het slachtoffer is aangegeven dat er grote angst bestaat jegens klager.Verder wordt het uitermate onzeker geacht of klager in staat moet worden geacht de zeer complexe materie van de thuissituatie te beïnvloeden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens verkrachting, meermalen gepleegd, poging tot verkrachting, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, poging tot doodslag en handelen in strijd metartikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 oktober 2006.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor verzorging van of bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind ofouder.

Uit de stukken is de beroepscommissie gebleken dat klager sinds 1992 regelmatig in aanraking komt met justitie en meermalen is veroordeeld voor verkrachting. Klager heeft om strafonderbreking gevraagd om thuis orde op zaken testellen voor wat betreft de financiële problemen van zijn gezin en om de mogelijkheden te bezien om een kind respectievelijk twee kinderen van zijn echtgenote uit huis te doen plaatsen. Voorts zou klager de strafonderbreking willenaanwenden om zijn zieke vader te bezoeken en om zijn eigen huisarts en specialisten te bezoeken. De beroepscommissie overweegt dat door klager noch zijn raadsman medische en/of financiële stukken zijn overgelegd waaruit zou kunnenworden afgeleid, dat gelet op de hiervoor geschetste thuissituatie, sprake is van een noodzaak als bedoeld in de Regeling tot het verlenen van strafonderbreking. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van bijzondere omstandighedenzoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Voorts lijken de door klager beschreven problemen van dien aard dat eerder professionele hulp aangewezen is. Voor wat betreft het bezoek aan zijn zieke vader en het bezoek aan de eigenhuisarts en specialisten, staan andere vormen van verlof open, waartoe klager een verzoek kan doen. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking isniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven