Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3107/GA, 7 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3107/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Vingerling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zeist te Soesterberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord namens klager mr. A.C. Vingerling en [...], unit-directeur van voornoemd h.v.b. Zeist. Hoewel voor klagers vervoer naar dezitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager aan hem door zijn raadsman gezonden post - waaronder zijn strafdossier - open bij de centrale post heeft gelegen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie legt de raadsman een onmogelijke bewijsopdracht op. De raadsman verwijst naar twee door hem met het beroepschrift meegestuurde brieven van 9 augustus 2004. Op de ene brief staat bovenaan in dikke zwarte letters van raadsman aan cliënt”. Deze brief is met een kopie van het strafdossier in een envelop gestopt en die is afgesloten. Deze envelop is met een brief met bovenaan in dikke zwarte letters “aan de directeur” in een andere envelopgestopt. Alle brieven en enveloppen die door de raadsman worden verstuurd, hebben het logo van het advocatenkantoor. Dit strafrechtkantoor heeft jarenlange ervaring. De procedure met betrekking tot de verzending van post aangedetineerden wordt standaard gevolgd en dat is nog niet eerder misgegaan.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de postafdeling zijn twee deskundige mensen werkzaam die goed op de hoogte zijn van de regelgeving aangaande geprivilegieerde post. Advocatenpost in een dubbele envelop en post die duidelijk herkenbaar is als zijnde afkomstig vangeprivilegieerde personen wordt niet geopend. De directeur vindt het jammer dat klager het incident aan zijn advocaat heeft gemeld en niet aan de directeur. Het personeel kan zich de bewuste envelop niet herinneren. Ze hadden hetwel geweten als er iets fout was gegaan. De brief aan klager was geopend en dat is niet in zijn aanwezigheid gebeurd. Tijdens de beklagprocedure heeft de directeur de brieven van klagers raadsman, met het briefhoofd en logo van hetadvocatenkantoor, niet gezien en kon daar toen ook niet op reageren.

3. De beoordeling
Het openen van, in dit geval geprivilegieerde, post betreft een door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.

Ingevolge artikel 37, eerste lid, juncto artikel 36, derde lid, Pbw is, voorzover in beroep van belang, de bevoegdheid van de directeur tot het uitoefenen van toezicht op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van ofbestemd voor gedetineerden, niet van toepassing op brieven door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van de in het eerste lid van artikel 37 Pbw onder a tot en met k genoemde personen en instanties.
De Regeling geprivilegieerde post gedetineerden regelt de wijze van verzending en ontvangst van brieven aan en door voornoemde personen en instanties afkomstig van danwel bestemd voor de gedetineerde.
Artikel 3, tweede lid van die Regeling bepaalt dat indien de directeur het met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen noodzakelijk acht ook de binnenste envelop van de brief of ander poststuk te openen, hij dit in hetbijzijn van de gedetineerden dient te doen. Het derde lid van dat artikel bepaalt dat in het geval een envelop kennelijk afkomstig is van een van de voornoemde personen of instanties, maar niet een dubbele envelop is gebruikt,dezelfde procedure wordt toegepast als vermeld in het tweede lid.

Als onweersproken staat vast dat post van klagers raadsman aan klager is geopend en dat dit openen niet in klagers aanwezigheid is gebeurd. Daargelaten de vraag of de post conform de voorgeschreven procedure in een dubbele envelopis verstuurd, is de beroepscommissie van oordeel dat de bewuste brief evident afkomstig is van een geprivilegieerd persoon als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder i, Pbw. In dat geval dient de directeur de brief in het bijzijnvan klager te openen. Nu dit niet is gebeurd dient het beroep van klager gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming van na te noemen hoogte.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 7 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven