nummer: 04/3059/GM
betreft: [klager] datum: 7 maart 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Noord, locatie De Grittenborgh te Hoogeveen,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 december 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 november 2004, betreft het feit dat klager geen correcte leesbril verstrekt krijgt.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Klager wil een leesbril aangemeten krijgen door de opticien. Zijn daartoe strekkende sprekersbriefjes worden niet serieus genomen.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
In het medisch dossier wordt nergens melding gemaakt van visusklachten bij klager. Zover nog te achterhalen, is er door klager nooit aangegeven dat hij een leesbril nodig zou hebben. Indien iemand voor een bril komt wordt hij naarde opticien verwezen en afhankelijk van diens bevindingen wordt een gedetineerde een bril aangemeten.
3. De beoordeling
De beroepscommissie concludeert dat in reactie op klagers stelling dat hem niet op de juiste wijze een correcte bril wordt aangemeten namens de inrichtingsarts is medegedeeld dat zover te achterhalen er door klager nooit aangegevenis dat hij een leesbril nodig zou hebben. Uit het overgelegde en weliswaar summiere medische dossier wordt nergens melding gemaakt van visusklachten bij klager. Op basis van de stukken is dan ook niet aannemelijk geworden dat klagermeermalen een verzoekbriefje zou hebben ingediend teneinde zich een bril aan te laten meten. Dit klemt te meer nu klager klaarblijkelijk op de data dat hij wel een afspraak met de inrichtingsarts had, van zijn oogklachten geenmelding heeft gemaakt.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart, huisarts en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 maart 2005.
secretaris voorzitter