nummer: 04/3013/GM
betreft: [klager] datum: 7 maart 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 december 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Overijssel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting teverschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 november 2004, betreft het feit dat klager niet arbeidsongeschikt verklaard wordt.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Gelet op klagers delict en psychische gesteldheid is hij niet in staat vier uur achter elkaar te werken. De werkdruk, gecombineerd met de drukte van andere gedetineerden om hem heen, is hem te veel. Hij is naar de psycholooggeweest, maar die had weinig tijd voor hem. Klager heeft verscheidene verzoekbriefjes voor de medische dienst ingeleverd, maar hij werd niet opgeroepen. In een eerdere penitentiaire inrichting heeft klager op de Bijzondere ZorgAfdeling (BZA) verbleven. In de locatie Zwolle zou er geen BZA beschikbaar zijn. Klager wil arbeidsongeschikt verklaard worden of passende arbeid aangeboden krijgen, zoals hij dat in andere penitentiaire inrichtingen ook kreeg.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
In zijn contacten met klager waren er geen medische redenen om de indicatie te stellen dat hij geen (passende) arbeid zou kunnen verrichten.
3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie gebleken dat klager er zichtbaar moeite mee heeft gehad binnen de locatie Zwolle te voldoen aan de verplichting deel te nemen aan het arbeidsproces. Daarbij isnaar voren gekomen dat het niet zozeer de werkzaamheden waren waar klager moeite mee had, maar het gegeven dat hij deze werkzaamheden moest verrichten in een drukke omgeving, namelijk een werkzaal waar meerdere gedetineerdenwerkzaam waren. Gedurende zijn verblijf in eerdere penitentiaire inrichtingen, als ook in de penitentiaire inrichting waar hij thans verblijft, is klager (partieel) arbeidsongeschikt verklaard, dan wel is hem passend werkaangeboden. Niet valt in te zien waarom de inrichtingsarts, gelet op klagers psychische gesteldheid en het gegeven dat hem in andere penitentiaire inrichtingen passende arbeid is aangeboden dan wel dat hij partieel arbeidsongeschiktis verklaard, ten aanzien van klager niet eveneens hiertoe de indicatie heeft gesteld. De enkele stelling van de inrichtingsarts dat er in zijn contacten met klager geen medische redenen waren om die indicatie te stellen, wordt bijgebreke van het medisch dossier, geenszins onderbouwd. De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts derhalve moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pmneergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Klager zal ten laste van de locatie Zwolle de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Zwolle toekomende tegemoetkoming op € 100,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 maart 2005.
secretaris voorzitter