Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3128/GA, 2 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/3128/GA

betreft: [klager] datum: 2 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 november 2004 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Kleijngeld, en [...], unit-directeur van de locatie De IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een maatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen, extern te ondergaan in de locatie Noordsingel te Rotterdam;
-b. het feit dat klager pas na drie dagen contact kon opnemen met het thuisfront.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsman mist in het dossier een aantal stukken. Dit betreft de beslissing tot verlenging van de plaatsing in afzondering van klager op 6 oktober 2004 en klagers klaagschrift van 7 oktober 2004 dat hiertegen is gericht. In deuitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van 20 oktober 2004 op een schorsingsverzoek van klager wordt hiernaar verwezen. De beklagcommissie laat zich in onderdeel 3.3. van haar uitspraak met een verwijzing naar artikel65, vierde lid, Pbw uit over het rogatoir horen. Volgens de raadsman moet het uitgangspunt zijn dat klager op de zitting in het bijzijn van de directeur wordt gehoord, tenzij doelmatigheidseisen zich daartegen verzetten. Dit gebrekwordt in beroep hersteld, maar als klager eerder in het bijzijn van de directeur was gehoord, was de beslissing misschien anders uitgevallen. De directeur is op grond van artikel 39 Pbw bevoegd om toezicht op telefoongesprekken uitte oefenen. Van te voren moet van dit toezicht mededeling worden gedaan. De raadsman vraagt zich af of dit voorschrift is opgenomen in de huisregels. Het is de raadsman niet duidelijk of klager tijdens het telefoongesprek in eenlive-uitzending van het programma zat. Als dat niet het geval was, wordt niet ingezien hoe het voeren van een dergelijk telefoongesprek opruiend kan zijn. Het zonder toestemming van de directeur bellen met de media vormt geen grondvoor afzondering. Met betrekking tot de vermiste goederen en de weigering van het bezoek kan de raadsman, bij gebreke van het klaagschrift in het dossier, niet controleren of klager dit eerder heeft aangegeven en of debeklagcommissie zich hierover had moeten uitlaten. De directeur noemt ter zitting een aantal andere zaken als grond voor de plaatsing in afzondering van klager. Als stukken daarvan niet in het dossier worden gevoegd, mogen dezezaken niet meespelen in de beoordeling.

Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
Er staat nergens in het handboek dat een gedetineerde is uitgesloten van contact met de media. Het is niet klagers intentie geweest om opruiend te zijn. Hij wilde juist de kalmte bewaren en voorkomen dat de overige gedetineerdendomme dingen zouden doen. Iemand van buitenaf zou erop kunnen toezien dat er geen geweld gebruikt zou worden. De gedetineerden wilden niet terug naar hun cel uit onvrede over het nieuwe dagprogramma. Klager heeft tegen allebeslissingen beklag ingediend. Er wordt niet gesproken over de vermissing van zijn spullen en zijn vogel. Bovendien is hem tijdens de afzondering bezoek geweigerd. Dit kan een penitentiair inrichtingswerker van Noordsingelverklaren. Klager vindt van het rogatoir verhoor maar één pagina terug in het dossier, terwijl hij heeft getekend voor twee pagina’s verhoor. Als er stukken ontbreken, dan zijn die bewust weggelaten. Er heeft na afloop van destaking nog een gesprek plaatsgevonden met de directeur, dat rustig is verlopen. Klager begrijpt dan ook niet waarom hij in afzondering werd geplaatst.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft op verzoek van de beroepscommissie de CD-rom meegenomen waarop het bewuste telefoongesprek van klager is opgenomen en speelt deze ter zitting af. In antwoord op de vraag van de raadsman betrof het, voorzover dedirecteur bekend, geen live-uitzending, maar heeft klager gebeld met de redactie van het programma Editie.nl. De mogelijkheid van het uitoefenen van toezicht op telefoongesprekken staat in de huisregels vermeld. Het telefoongesprekis een belangrijke grond voor klagers plaatsing in afzondering geweest, maar niet de enige. Zijn naam kwam ook voor in andere taps van gedetineerden. Voorts is uit observaties van het personeel naar voren gekomen dat klager mede eenrol heeft gespeeld in het samen optrekken van de afdelingen C en D. Gedetineerden hebben verklaard dat klager hen heeft benaderd. De directeur zal stukken hiervan niet aan het dossier toevoegen ter afscherming van de bronnen. Klagergeeft in het telefoongesprek een aantal malen aan dat er geweld zal worden gebruikt. Hiervan is nooit sprake geweest en daar waren op dat moment ook niet de middelen voor. Alleen het werkzame personeel was aanwezig. Klagerensceneert lawaai op de achtergrond. Van de 102 gedetineerden wilden ongeveer 70 tot 75 niet naar hun cel terug gaan. Uiteindelijk is de groep in goed overleg weer naar binnen gegaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat uit navraag is gebleken dat de beklagcommissie op 11 februari 2005 (klachtnummers 15764 en 15740) uitspraak heeft gedaan terzake van klagers klachten betreffende de oplegging en verlenging vaneen maatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, het feit dat hij gedurende de afzondering niet mocht bellen met zijn advocaat en hem in de eerste week van de afzondering bezoek is geweigerd. Tijdens het rogatoirverhoor in die beklagzaken heeft klager zich ook uitgelaten over de vermissing van spullen en van zijn vogel. In het onderhavige beroep is deze beslissing van de beklagcommissie niet aan de orde.

Met betrekking tot a.
Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. De beroepscommissie stelt, gezien de schriftelijke mededeling van 24september 2004, vast dat klager in afzondering is geplaatst op grond van artikel 23, eerste lid onder a, Pbw (indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoordetenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is).
Artikel 25, eerste lid, Pbw bepaalt dat indien de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit, zij kan worden ondergaan in een andere inrichting of afdeling.

De beroepscommissie is van oordeel dat klagers plaatsing in afzondering en de beslissing dat de afzondering extern wordt ondergaan in de locatie Noordsingel, gelet op het feit dat hij tijdens een staking van gedetineerden op deafdeling het onderhavige telefoongesprek heeft gevoerd met de media, waarin onder meer een gewelddadige ontwikkeling werd gesuggereerd in verband met de toen aan de gang zijnde acties, niet in strijd is met de wet en bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b.
Voor de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager gedurende zijn plaatsing in afzondering de mogelijkheid tot contact met het thuisfront is onthouden, zodat het beroep ook op dit onderdeel ongegrond zal wordenverklaard.

Klagers verzoek tot het horen van een getuige wordt, nu dit verzoek ziet op de klacht dat klager tijdens de afzondering bezoek is geweigerd en dit onderwerp in het kader van de behandeling van het onderhavige beroep niet aan de ordeis, afgewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 2 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven