nummer: 04/2938/GA
betreft: [klager] datum: 1 maart 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 december 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, is klager gehoord.
Ter zitting is namens de unit-directeur van de locatie Zoetermeer gemeld dat hij verhinderd is te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager niet in de gelegenheid wordt gesteld om onderwijs te volgen tijdens zijn detentie.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wilde in eerste instantie de studie ECDL volgen (computerrijbewijs). Deze studie wordt intern gegeven in het kader van het M.I.-traject. Zijn verzoek is afgewezen, omdat hij een te lang strafrestant heeft. In de Pbw en detoelichting daarop staat juist dat er voor gedetineerden met een langer strafrestant meer onderwijsmogelijkheden zijn. Toen klager nog in het huis van bewaring verbleef was hij er al mee bezig om voor de M.I.-afdeling geselecteerdte worden. Die procedure is aangehouden in afwachting van de uitspraak van klagers cassatieberoep. De uitspraak was in mei 2004. Klager is toen op afdeling H, de verslaafdenafdeling, geplaatst. Hij heeft in gesprekken met de leraargepraat over studies in het algemeen. De leraar vertelde klager dat hij geen onderwijs kon volgen, omdat zijn strafrestant te lang is. De enige mogelijkheid was een studie Nederlands voor beginners, maar dat heeft klagerverontwaardigd van de hand gewezen, omdat zijn vooropleiding veel hoger is. Klager heeft ongeveer twee maanden op afdeling H verbleven en toen werd hij overgeplaatst naar afdeling E, dat is de M.I.-afdeling. Daar mocht hij echterweer niet meedoen aan het onderwijsprogramma vanwege zijn te lange strafrestant. Klager heeft de leraar om een lijstje gevraagd met een overzicht van de interne cursussen en van de externe cursussen, buiten de M.I.-afdeling. Klagerwil namelijk graag een externe cursus volgen, maar wel op kosten van de inrichting, want hij heeft zelf geen geld. De directeur betaalt echter niet voor externe cursussen. De leraar heeft klager op een gegeven moment verteld dat hijaan de cursus power-point kon deelnemen en hem op de wachtlijst gezet. Toen klager uiteindelijk in beklag was gegaan, kwam het afdelingshoofd naar klager toe om te praten. Het afdelingshoofd vertelde klager, dat een en andergeregeld zou worden. De volgende dag heeft klager een intakegesprek gehad met een bewaarder, maar daarna nooit meer iets gehoord. Hij heeft dit aangegeven bij de beklagcommissie. De directeur zegde toe een en ander na te vragen,maar daar heeft klager ook niets meer van gehoord. Op maandag 7 februari jl. mocht klager ineens meedoen aan de cursus power-point. Het vreemde is dat volgens het bijbehorende studieboekje de cursus een studieonderdeel is van deM.I.-afdeling, waar klager voorheen niet aan mocht meedoen.
De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Met betrekking tot de beperking in de opleidingsmogelijkheden op de M.I.-afdeling voor klager in verband met zijn (te) lange strafrestant, geldt dat dit onderdeel is gericht tegen een voor alle in de locatie Zoetermeer verblijvendegedetineerden algemene regel. Tegen een dergelijke algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die algemene regel in strijd zou zijn met hogere wet- of regelgeving. Hiervan is niet gebleken. Dat maakt dat klager op ditonderdeel niet had mogen worden ontvangen in zijn beklag.
Met betrekking tot het andere onderdeel van klagers klacht, betreffende zijn wens een externe studie te volgen, wijst de beroepscommissie op de nog steeds geldende circulaire van 20 juni 1988, kenmerk 361/388, betreffendeschriftelijke studies van gedetineerden. Deze circulaire behelst richtlijnen met betrekking tot de toekenning van een tegemoetkoming in de kosten van schriftelijke studies en de hoogte van de eigen bijdrage van de gedetineerde. Deberoepscommissie is echter niet gebleken dat klager een concreet verzoek heeft gedaan aan de directeur om in de gelegenheid te worden gesteld tot het volgen van een bepaalde schriftelijke studie. Het beroep dient dan ook op ditonderdeel ongegrond te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voorzover dit betrekking heeft op het onderdeel van de klacht inhoudende dat klager niet mag deelnemen aan het onderwijs op de M.I.-afdeling en verklaart klager inzoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 1 maart 2005.
secretaris voorzitter