Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2804/TA, 1 maart 2005, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2804/TA

betreft: [klager] datum: 1 maart 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 november 2004 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft zitting gehouden ter behandeling van het beroep
op 17 januari 2005 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.
Bij brief van 6 januari 2005 hebben klager en zijn raadsman bericht dat zij geen gebruik wensen te maken van het recht om bij de mondelinge behandeling van het beroep aanwezig te zijn.
Namens het hoofd van de inrichting is schriftelijk bericht dat kliniek-vertegenwoordiging bij de mondelinge behandeling zal ontbreken wegens verhindering.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting om geen aansprakelijkheid te aanvaarden voor de schade aan klagers televisietoestel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager heeft middels een door hem ondertekend invoerbriefje verzocht zijn televisietoestel te mogen invoeren. Dit briefje bevat de clausule dat het invoeren, transporteren en opslaan van goederen geheel voor eigen rekening en risicovan de verpleegde is. Klager vindt dit vrijwaringsbeding van de Pompestichting onredelijk bezwarend. Het Burgerlijk Wetboek (BW) kent veel beschermende maatregelen voor de consument. Deze maatregelen zouden ook moeten gelden voor depatiënt in de tbs-kliniek.
Klagers moeder heeft bij gelegenheid van het weekeindbezoek op 14 mei 2004 klagers televisietoestel -van hooguit vijf jaar oud- ingevoerd. Aan de beroepscommissie is een schriftelijke verklaring van 3 januari 2005 van klagers moederovergelegd. Zij heeft daarin verklaard dat zij tevoren de televisie, die in goede staat was en goed werkte, zelf had gebruikt, dat het toestel in dekens gewikkeld en in de autogordel vastgemaakt naar de inrichting is vervoerd endaar aan de technische dienst is overgedragen.
Gelet op de verklaring van zijn moeder gaat klager ervan uit dat het toestel heel was bij de invoer en kapot is gegaan na de invoer, tijdens het beheer dan wel de controle van het toestel door de inrichting. Hij acht het oordeel vande beklagcommissie dat hij moet bewijzen dat het toestel nog niet kapot was toen het werd ingevoerd, onjuist. Hij meent dat er in dezen alle aanleiding is voor een omkering van de bewijslast. Het televisietoestel is immers tijdensde invoer geruime tijd aan het zicht van klager onttrokken, door de kliniek opgeslagen en naar de technische dienst doorgevoerd geweest. Het kan zijns inziens ook geen moeite zijn om bij de ontvangst van het toestel door deinrichting even de stekker in het stopcontact te steken om te controleren of het toestel werkt.
Gevraagd wordt daarom de beslissing van de beklagcommissie te vernietigen, het beklag alsnog gegrond te verklaren en klager een passende tegemoetkoming toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is niet aansprakelijk voor schade aan ingevoerde goederen. In de invoerbrief, die door klager is ondertekend, is deze bepaling vermeld. Klager is daarmee vooraf op de hoogte gebracht van de risico’s en hij heeft dezemiddels zijn handtekening aanvaard. Zijn wens om op kosten van de inrichting zijn televisie te laten repareren, kan daarom niet worden gehonoreerd.
De ingevoerde tv is van het merk Daewoo (beeldbuis 20 inch, model DTD020AI, serienummer 56L2150396). Het apparaat is geproduceerd in 1994. De verkoopdatum is niet bekend. Bij navraag bij Daewoo Electronics is de volgende informatieverstrekt. Een afschrijving van zes jaar op een dergelijk toestel is gebruikelijk; daarna is de waarde nihil, gezien de kans op problemen. De beeldbuis kan kapot gaan, vooral als het toestel bloot heeft gestaan aan (een) stof(figeomgeving). Reparatie van de beeldbuis is mogelijk, maar is duurder dan de aanschaf van een nieuwe tv. De reparatie van het toestel kan slechts plaatsvinden bij de technische dienst van Daewoo in Purmerend, omdat slechts daar nogbeeldbuizen van dergelijk oud model beschikbaar zijn.
Een verpleegde kan een tv niet invoeren als hij het invoerformulier niet heeft ondertekend. Het niet ondertekenen brengt echter ten aanzien van de mogelijkheid van televisiekijken geen problematische gevolgen met zich mee. Op deafdeling is een tv aanwezig en iedere patiënt kan tegen een lage vergoeding een tv huren.
De beschermende maatregelen van het consumentenrecht uit het BW zijn ook van toepassing in de inrichting, maar veruit de meeste hiervan richten zich tot de winkel of de fabrikant. De inrichting fungeert in deze situatie slechts alsdoorgeefluik.
Slechts indien zou komen vast te staan dat medewerkers van de stichting de tv beschadigd hebben, kan het exoneratiebeding niet standhouden. Van zodanig handelen is echter geen sprake geweest; de technische dienst heeft opzorgvuldige wijze de achterzijde van de tv geopend en daarna enkel een visuele controle uitgevoerd.
De kliniek zou onevenredig worden belast als patiënten zouden kunnen volstaan met de mededeling dat ingevoerde (tweedehands) apparaten functioneerden voorafgaand aan de binnenkomst in de instelling, vooral omdat geen invoed kanworden uitgeoefend op de vervoersomstandigheden en de kwaliteit van de goederen die worden binnengebracht.

Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen.

3. De beoordeling
In dezen is het burgerlijk recht van toepassing. Bij of krachtens de Bvt is niet voorzien in een nadere regeling van de aansprakelijkheid van het hoofd van de particuliere tbs-inrichting voor zich binnen de inrichting bevindendeeigendommen van verpleegden.
De inrichting hanteert de huisregeling dat het invoeren van een voorwerp door de verpleegde geheel voor diens eigen rekening en risico is, hetgeen meebrengt dat de inrichting niet aansprakelijk kan worden gesteld voor schade aan ofvermissing van het voorwerp, nadat het is ingevoerd. Deze regeling is vermeld op het formulier waarmee de verpleegde toestemming vraagt voor het invoeren van een voorwerp. Zonder de instemming van de verpleegde met deeigen-risicoclausule, blijkende uit de ondertekening van het formulier, is de invoer niet mogelijk.
In zijn inlichtingen heeft het hoofd voormelde huisregeling aldus aangevuld dat in de inrichting optredende schade aan of vermissing van een voorwerp van een verpleegde niet ten laste van de inrichting kan komen, tenzij sprake isvan beschadiging door personeel van de inrichting.

Vast is komen te staan dat klagers moeder ten behoeve van klager een omstreeks tien jaar oud televisietoestel aan de inrichting heeft afgegeven.
Klager stelt dat het toestel heel was bij de invoer en dat het hem defect is overhandigd. Dit betekent volgens hem dat er iets fout is gegaan met het toestel nà de invoer, waarbij het niet anders kan zijn dan dat de inrichtingklagers eigendomsrecht heeft geschonden bij de controle van het toestel of anderszins.
Het beklag betreft, aldus geïnterpreteerd, een vermeende schending door medewerkers van de inrichting van klagers eigendomsrecht op het toestel en derhalve een beklagwaardig onderwerp.

Klager heeft naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit toestel correct functioneerde op het moment dat het door zijn moeder aan de inrichting werd overgedragen. De inrichting is niet verplichtde goede werking van het toestel bij de overdracht aan de inrichting te controleren.
Klagers opvatting dat de beeldbuis van het toestel alleen nà de binnenkomst in de inrichting defect kan zijn geraakt kan de beroepscommissie niet delen.
Door het invoerformulier te ondertekenen heeft klager het risico voor het defect raken van het toestel, zo dit is geschied na de invoer in de inrichting, aanvaard.
Gelet op de hierboven vermelde uitleg van het hoofd van de inrichting kan de eigen-risicoclausule niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn er geen aanwijzingen dat de inrichting onzorgvuldig heeft gehandeld bij de uitoefening van de bevoegdheid het toestel op contrabande te controleren of bij het bewaren van het toestel tothet moment van de afgifte aan klager.
Van schending van klagers eigendomsrecht door de inrichting is dan ook niet gebleken en het hoofd van de inrichting heeft dan ook terecht de aansprakelijkheid voor de schade van de hand gewezen. Dit brengt mee dat het beroepongegrond zal worden verklaard en dat de beslissing van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1 maart 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven