Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0235/GV, 28 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/235/GV

betreft: [klager] datum: 28 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 januari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouwe, mr. I.A. Kamans, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot verlenging van het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Er zal bij strafonderbreking geen sprake zijn van verstoring van het maatschappelijk belang, want er waren bij de door klager gepleegde strafbare feiten geen slachtoffers of andere gedupeerden. Het persoonlijk belang van klager bijstrafonderbreking bestaat uit het ondersteunen en ontlasten van zijn moeder, die inmiddels ook onder doktersbehandeling staat, en zijn partner. De selectiefunctionaris heeft geen beslissing genomen op het verzoek om vervroegdeoverplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting. Een dergelijke overplaatsing zou transport en mankracht schelen, omdat klager dan zelfstandig zijn vader aan het ziekbed kan bezoeken. Bovendien komt het de fysieke en mentalesituatie van zijn partner ten goede. Er wordt getracht klagers vader bij kennis te brengen. Klager is de oudste zoon en wil in de gelegenheid worden gesteld om weer in contact te komen met zijn vader. Gelet op het advies van demedisch adviseur voor een strafonderbreking van zeven dagen, is het onbegrijpelijk dat er toch een andere belangenafweging is gemaakt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gezien de ernstige medische situatie van klagers vader, waarbij wordt verwacht dat deze komt te overlijden, is hem een dag incidenteel verlof en aansluitend drie dagen strafonderbreking verleend. Klager is in de gelegenheid gesteldom afscheid te nemen van zijn vader en te komen tot een soort verzoening tussen vader en zoon. Hiervan is echter niet echt sprake geweest, omdat zijn vader geen teken van leven heeft gegeven. Hoe betreurenswaardig dit ook is, deselectiefunctionaris acht het niet aan de orde om klager een verlenging van de strafonderbreking toe te staan in de hoop dat het alsnog tot een verzoening tussen hem en zijn vader komt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ‘s-Gravenhage heeft aangegeven akkoord te gaan met een dag verlof onder begeleiding.
De medisch adviseur heeft op 27 januari 2005 aangegeven dat op basis van informatie van het UMC ziekenhuis te Leiden wordt geconcludeerd dat sprake is van een ernstige medische situatie. Het advies luidt om klager voorlopig zevendagen strafonderbreking toe te staan.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 februari 2007.

Op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend - voorzover in beroep aan de orde - voor verzorging van eenernstig zieke ouder en voor een bezoek aan in levensgevaar verkerende ouder.

Van de noodzaak voor verzorging van klagers vader is, nu de vader in het ziekenhuis ligt, geen sprake. De beroepscommissie stelt vast dat klager op 20 januari 2005 incidenteel verlof is verleend voor een bezoek aan zijn ernstigzieke vader en aansluitend drie dagen strafonderbreking. De beroepscommissie is van oordeel dat hiermee voldoende tegemoet is gekomen aan klagers belang en dat de afwijzing van het verzoek om verlenging van de strafonderbreking opdat moment bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk is aan te merken. Zij merkt hierbij op dat deze beslissing een strafonderbreking in verband met een nieuwe ernstige situatie betreffendeklagers vader in de nabije toekomst niet uitsluit. Voorzover niet is beslist op klagers verzoek om overplaatsing, wordt de selectiefunctionaris, met verwijzing naar het inrichtingsvoorstel van 25 januari 2005 en klagersberoepschrift, verzocht dit alsnog te doen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 28 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven