Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2839/GB, 17 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2839/GB

betreft: [klager] datum: 17 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.V. Jansen, op 14 januari 2005 door een lid van de Raad gehoord.
Naar aanleiding van dat horen is verslag opgemaakt, welk verslag aan partijen is verzonden. De selectiefunctionaris is daarbij in gelegenheid gesteld schriftelijk een nadere reactie te geven naar aanleiding van dat verslag. Deselectiefunctionaris heeft bij brief van 3 februari 2005, waarvan een afschrift ter kennisneming aan klager en zijn raadsman is gezonden, gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught en tot plaatsing in de gevangenis van de EBI.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 september 2003 gedetineerd.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek wegens het begaan van misdrijven strafbaar gesteld in artikel 282, 302, en 416 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10a van de Opiumwet en artikel 26 van de WetWapens en Munitie, welke straf is ingegaan op 25 oktober 2004. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 september 2007.

3.
De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klagers raadsman heeft pleitaantekeningen overgelegd en overeenkomstig die aantekening het woord gevoerd. Een kopie van die aantekeningen is, met het verslag van horen, aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt voor hieringevoegd.
Door en namens klager is voorts nog het volgende aangevoerd.
Klager heeft de betreffende brief, die in Parijs bij een derde persoon is aangetroffen, geschreven. Die brief was echter niet serieus bedoeld. Het was meer iets dat klager heeft geschreven om zijn gevoel van eigenwaarde een beetjeop te peppen. Klager is niet vluchtgevaarlijk. Hij heeft geen belang bij een eventuele ontsnapping omdat hij procedure van de Wet overdracht tenuitvoerlegging van strafvonnissen (WOTS) wil volgen. In Frankrijk zou klager in hetkader van de voorwaardelijke invrijheidstelling al over achttien maanden vrij kunnen komen en zou hij daaraan voorafgaand in een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau worden geplaatst. Klager zou daarom graag naar eenreguliere gevangenis worden overgeplaatst. Daar heeft hij meer vrijheden.

3.2 In het selectievoorstel van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught is aangegeven dat hij adviseert klagers verblijf in de EBI te verlengen en klager te plaatsen in de gevangenis aldaar. Redenen daarvoor zijngelegen in de omstandigheid dat klager nog slechts kortgeleden in de EBI is geplaatst naar aanleiding van vermoedens van het voorbereiden van een ontvluchtingspoging met hulp van buitenaf en de omstandigheid dat klager nog onlangsis veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en thans nog een strafrestant heeft van bijna drie jaar.

3.3 De selectiefunctionaris die klager op 18 november 2004 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI en zijn plaatsing in de gevangenis, heeft het volgende bericht.
Klager begrijpt niet waarom hij in een inrichting met het regime van de EBI is geplaatst. Voorts begrijpt hij niet waarop hij geen bezoek mag hebben van zijn (negatief gescreende) broertje. Klager heeft aangegeven zich niet op zijnplaats te voelen tussen de oudere gedetineerden. Klager heeft aangegeven dat hij thans voor de eerste keer gedetineerd is.

3.4 De selectiefunctionaris heeft bericht dat klagers overplaatsing vanuit het h.v.b. Het Schouw naar de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van de adviescommissie EBI van 24 juni 2004. Uit de beschikbare informatie bleekdat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Op 4 juni 2004 is op het Gare Du Nord in Parijs tijdens een routinecontrole een persoon, die uit Amsterdam was gearriveerd, gecontroleerd en gefouilleerd. Tijdens diefouillering werd bij die persoon een brief, een situatietekening van vermoedelijk een gevangenis en een bewijs van invoer van kleding in een gevangenis aangetroffen. Volgens dat bewijs van invoer was die kleding bestemd voor klager.Nader onderzoek leverde op dat klager op 4 juni 2004 bezoek heeft gehad van die persoon en dat de situatietekening betrekking had op het penitentiair complex Overamstel te Amsterdam. In de aangetroffen brief werd gedetailleerdaangegeven hoe een mobiele telefoon kon worden ingevoerd, werd een beschrijving gegeven van de betreffende inrichting en werden de luchttijden alsmede de wijze van ontvluchting aangegeven. Tevens werd aangegeven dat er een huurautoklaar diende te staan. De betreffende stukken leidden tot de vaststelling dat het zeer aannemelijk is dat klager vergevorderde plannen had om te ontvluchten en dat klager op korte termijn in staat is gebleken organisatorischeinvulling te geven aan die plannen. Klager was immers pas kort voor 4 juni 2004 in het h.v.b. Het Schouw geplaatst. Klager heeft daarbij niet geschroomd derden in te schakelen en misbruik te maken van de bezoekfaciliteiten.Inmiddels is bekend dat klager deel uitmaakt van een groep personen van diverse nationaliteiten, die zich bezig houdt met zeer gewelddadige delictplegingen. Naar aanleiding van een en ander is klager overgeplaatst naar het huis vanbewaring van de EBI. Uit de thans beschikbare informatie is gebleken dat klager (nog steeds) moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Overeenkomstig het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught en overeenkomstig hetadvies van de adviescommissie EBI d.d. 25 november 2004 is besloten klagers verblijf in de EBI te handhaven en hem over te plaatsen naar het gevangenisgedeelte van de EBI.

3.5 De selectiefunctionaris heeft in zijn schriftelijke reactie d.d. 3 februari 2005 nog het volgende bericht. De omstandigheid dat klager in aanmerking wil komen voor de procedure het kader van de WOTS, wil niet zeggen dat hij geenbelang meer zou hebben in een eventuele ontvluchting. Overigens heeft een verblijf in de e.b.i. geen consequenties voor een eventuele WOTS-procedure. Anders dan verzoeker heeft aangevoerd worden klagers ontvluchtingsvoornemens nietsimpel en onrealistisch geacht. Klager verblijft, nu hij inmiddels is veroordeeld tot een onherroepelijke gevangenisstraf, sinds 30 november 2004 in het gevangenisgedeelte van de e.b.i.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager heeft erkend dat de brief en de bijlagen, welke bij een bezoeker van hem werden aangetroffen tijdens een politiecontrole in Parijs, van hem afkomstig zijn. Klager heeft daarbij aangegeven dat hij deze brief en de bijlagenslechts heeft geschreven als grap en dat deze brief daarom niet serieus moet worden genomen.
De beroepscommissie heeft kennis genomen van die brief en de bijlagen en acht klagers lezing, gelet op de gedetailleerdheid van de brief en de bijlagen, niet aannemelijk. Uit die brief en bijlagen valt af te leiden dat klagerconcrete plannen had om, met hulp van derden buiten de inrichting, te ontvluchten. Op grond van dat gegeven, bezien in samenhang met de omstandigheid dat klager in staat is geweest om in korte tijd die zeer gedetailleerdeontsnappingsplannen op te stellen en naar buiten te krijgen, acht de beroepscommissie klagers extreme vluchtgevaarlijkheid vooralsnog voldoende aannemelijk.
Dit maakt, mede gelet op de aard van de feiten waarvoor klager is veroordeeld, dat de beroepscommissie tot het oordeel komt dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen niet in strijd is met de wet en, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Klagers stelling dat hij geen belang zou hebben bij een ontvluchting omdat hij in aanmerking wil komen voor tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf in Frankrijk, maakt dit oordeel niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 februari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven