Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2978/GA, 16 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2978/GA

betreft: [klager] datum: 16 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Drugsvrij Opvangcentrum Doetinchem (DOC),

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2004 van de beklagcommissie bij voormeld DOC, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager en de heer K. Brandsma, unit-directeur van voormeld DOC.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting van overplaatsing, wegens een positieve score op het gebruik van harddrugs.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er liepen twee beklagzaken van klager met de nummers 105-2004 en 109-2004 die over hetzelfde onderwerp gingen. In de zaak met nummer 109-2004 heeft de directeur een toelichting geschreven. Daarna kwam het verzoek om een toelichtingin zaak 105-2004 binnen. De directeur heeft toen verwezen naar zijn toelichting in zaak 109-2004. De beklagcommissie heeft de klacht in zaak 105-2004 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze was gericht tegen klagers overplaatsing,hetgeen een beslissing van de selectiefunctionaris betreft. De beklagcommissie heeft de directeur in zaak 109-2004 in een tussenbeslissing verzocht om meer informatie. De directeur heeft niet gereageerd, omdat in de toelichting alduidelijke inlichtingen waren verstrekt. De directeur heeft nog wel aangegeven dat wat hem betreft beide zaken dezelfde klacht betreffen. De beklagcommissie heeft klacht 109-2004 toen gegrond verklaard. Volgens de directeur had dieklacht echter ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Inhoudelijk gezien is het volgende gebeurd. Klager vertelde wakker te zijn geworden in een hotel en naar een arts te zijn gegaan. Er is contact opgenomen met de arts endie vertelde dat klager zodanig onder invloed was dat hij niet in staat was om te reizen. Klager is daarom de volgende dag naar de inrichting teruggekeerd. Klager vertelde verder dat hem buiten zijn weten drugs waren toegediend endat hij aangifte had gedaan. Hierop is contact opgenomen met de politie. Klager was daar inderdaad langs geweest, maar ze konden niets met zijn verhaal. Klager wordt daarom zelf verantwoordelijk gehouden voor de situatie. In eenbeperkt beveiligde inrichting volgt na vaststelling van drugsgebruik herselectie voor een gesloten gevangenis.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kwam op 28 juni 2004 terug in de inrichting. Er is toen meteen een urinecontrole gehouden. Klager heeft uitgelegd wat er was gebeurd. Hij heeft contact opgenomen met de politie te Doetinchem om aangifte te doen. Klager weetwie hem de drugs heeft toegediend. Hij heeft de politie de naam van de vrouw doorgegeven, maar ze wilden geen aangifte opnemen. Klager heeft de officier van justitie hierover een brief geschreven en kreeg pas na anderhalve maandantwoord. Klager heeft niet moedwillig drugs gebruikt. Hij begrijpt niet waarom hem op 28 juni 2004 rapport is aangezegd en de maatregel pas op 1 juli is ingegaan. Iemand anders wordt meteen in de isoleercel gezet. Klager heeft geenkans gekregen om uit te zoeken wat er is gebeurd. Hij heeft alles verloren. De vergoeding die de beklagcommissie heeft bepaald is veel te laag gelet op wat er allemaal met klager is gebeurd.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. De beroepscommissie stelt vast dat klager in afzondering is geplaatst opgrond van artikel 23, eerste lid onder a (indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is).

Klager is een dag later dan afgesproken van regimair verlof naar de inrichting teruggekeerd, omdat hij zodanig onder invloed van drugs verkeerde dat hij niet tot reizen in staat was. Eenmaal terug in de inrichting bleek na eenurinecontrole dat hij positief scoorde op het gebruik van harddrugs (opiaten en coca?ne). Voor de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat iemand anders dan klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het drugsgebruik.Die verantwoordelijkheid houdt immers ook in, dat klager zich tijdens zijn verlof niet dient te begeven in een omgeving waar kennelijk drugs aanwezig zijn. In een beperkt beveiligde inrichting volgt na vaststelling van drugsgebruikeen herselectievoorstel aan de selectiefunctionaris voor overplaatsing naar een gesloten gevangenis. Dit is bij klager ook gebeurd. De uitslag van de op 28 juni 2004 gehouden urinecontrole is, blijkens het faxbericht van hetDeltalab, op 1 juli 2004 bekend geworden. Op die datum is klager in afzondering geplaatst. Naar het oordeel is deze beslissing niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 februari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven