Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2719/GA, 16 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2719/GA

betreft: [klager] datum: 16 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 oktober 2004 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2005, gehouden in de locatie Zwolle, zijn met bericht noch klager noch de unit-directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuid verschenen. Beiden hebben het beroep schriftelijk toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat het te lang heeft geduurd voordat geld dat ten behoeve van klager op de rekening van de inrichting is gestort naar klagers rekening-courant is overgemaakt, met als gevolg dat klager vanwegeonvoldoende saldo geen winkelbestelling heeft kunnen plaatsen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Volgens bijgesloten kopieën van stortingsbewijzen is de eerste storting gedaan op 6 september 2004. De Rabobank verzekerde klagers pleegvader dat het geld de volgende dag op de rekening zou staan, vandaar de € 5,= kosten voor zo’nstorting. De unit-directeur heeft in zijn brief van 22 september 2004 verklaard dat op 15 september 2004 een bedrag van € 100,= is ontvangen. Maar op het rekening-courant overzicht staat een storting van
€ 145,= vermeld op 9 september 2004. Klager heeft weinig vertrouwen in de verslaglegging van de commissie van toezicht, want ook zij hadden kunnen zien dat een en ander niet klopt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Indien een persoon geld stort op de rekening van de inrichting, kan het geld pas overgemaakt worden naar de begunstigde op het moment dat een bevestiging (een afschrift) is ontvangen van de bank. In dit geval is geld gestort op derekening van de inrichting via een stortingsautomaat van de bank. Dit is geen telefonische overboeking en daarom duurt het een aantal dagen voordat het geld daadwerkelijk op de rekening staat (met bevestiging). Daar komt bij dat opdeze wijze geen naam van de begunstigde bij de storting staat vermeld, wat dan ook nog dient te worden uitgezocht. Uit de stukken blijkt dat het geld dat op 6 september 2004 gestort is, op 9 september 2004 naar de rekening vanklager is overgemaakt. Het geldbedrag dat op 9 september 2004 is gestort, is op 15 september 2004 op de rekening van klager ontvangen. Dit komt mede omdat er een weekend tussen zat. Op 10 en 17 september 2004 is geld van klagersrekening afgeschreven voor de winkel. Klager is op 2 september 2004 in de inrichting geplaatst. Dat hij drie weken zonder middelen heeft gezeten, is dus niet waar. Daarnaast heeft klager kunnen beschikken over een t.v., waarvoor ookvoldoende geld op de rekening aanwezig was. Van het geld dat op dinsdagmiddag op de rekening staat kan worden besteld. Het geld dat daarna op de rekening staat kan de week daarna gebruikt worden.

3. De beoordeling
Ingevolge de huisregels van het h.v.b. Arnhem-Zuid onder 3.7 Winkel ontvangt de gedetineerde op dinsdagmiddag een winkelbestellijst en zijn rekening-courant overzicht. Als het saldo toereikend is kan per week voor maximaal € 70,=aan artikelen worden besteld. De bestelde goederen worden in de week na de geplaatste bestelling geleverd.
De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat klager op donderdag 2 september 2004 in de inrichting is geplaatst. Blijkens het door klager overgelegde afschrift van het stortingsbewijs is op maandag 6 september 2004 tenbehoeve van klager een bedrag van € 145,= op de rekening van de inrichting gestort. Dit bedrag is blijkens het rekening-courant overzicht op donderdag 9 september 2004 op klagers rekening overgemaakt. De omstandigheid dat deRabobank verzekert dat een geldstorting de volgende dag op de rekening van de inrichting staat, wil niet zeggen dat het bedrag eveneens die dag op de rekening-courant van klager kan zijn overgemaakt. Dit kost, gelet op detoelichting van de directeur, enige dagen tijd, hetgeen de beroepscommissie niet onredelijk voorkomt. Uit het rekening-courant overzicht van klager blijkt eveneens dat op vrijdag 10 september 2004 € 14,88 voor de winkel isafgeschreven, waaruit de beroepscommissie concludeert dat klager een winkelbestelling heeft kunnen plaatsen. Gelet op het vorenoverwogene is voor de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de inrichting onzorgvuldigheid kanworden verweten ten aanzien van het overmaken van geld op klagers rekening-courant. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 februari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven