Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2664/GA, 4 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2664/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 november 2004 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van voornoemde locatie De IJssel. Van het horen is verslag opgemaakt. Op 28december 2004 is klagers raadsman, onder toezending van het verslag van horen, in de gelegenheid gesteld een eventuele toelichting te geven. Van deze gelegenheid heeft de raadsman geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
-een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met ingang van 3 juni 2004 voor de duur van twee weken, met ingang van 4 juni 2004 extern te ondergaan op de Landelijke afzonderingsafdeling (L.a.a.) De Schie teRotterdam;
-verlenging van voornoemde maatregelen met 14 dagen met ingang van 17 juni 2004;
-verlenging van voornoemde maatregelen met 14 dagen met ingang van 1 juli 2004.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directie verzint leugens. Zijn advocaat heeft een kopie opgevraagd van de foto van het blikmes dat klager zou hebben gemaakt. Die kopie heeft hij nog steeds niet gekregen. Als dat blikmes er is, wil klager dat er dna-onderzoekwordt gedaan. Klager is niet zo stom om te zeggen dat het voor hem allemaal niet meer hoeft. Hij is geen ontkennende verdachte en is door de rechter nog nooit voor leugenaar uitgemaakt. Op 28 mei 2004 werd klager in afzonderinggeplaatst, omdat hij diverse uitspraken zou hebben gedaan. Zijn vader was overleden en hij zou daarom op die dag nooit liegen. Het verhaal over het teruglopen naar de werkzaal en de werkmeester, [...], klopt ook niet. Klager wildehelemaal niets met haar. Zij was eerder naar hem toegekomen en had hem gevraagd of hij wist dat ze zaken over hem noteren. Klager zei toen dat hij zijn werk deed en dat zij dat ook moesten doen. Op een vrijdag voor een celcontrolezei een penitentiair inrichtingswerker, [...] genaamd, nog dat het goed ging met klager. Beschuldigingen dat klager mensen voor hem zou laten werken zijn gelogen. De directeur is eenmaal bij klager langs geweest op de L.a.a., verderniet.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verklaart dat het gedrag van klager begin dit jaar weinig te wensen overliet. De directeur is op een gegeven moment zijn voorganger opgevolgd. In de loop van het voorjaar, in maart/april/mei, werd de situatie rondklager onplezierig. Het is niet goed te plaatsen waar dat precies door kwam. Als gevolg van het door klager gepleegde delict en de daardoor ontstane maatschappelijke onrust, stond hij in de schijnwerpers en was het personeel extraalert op zijn persoon. In de dagrapportages over klager begonnen meldingen voor te komen over een gedragsverandering bij klager. Hij was onrustig. Hij wist van een vrouwelijk personeelslid meer dan goed was en gebruikte dat ook. Eenaantal personeelsleden gaf aan bang te zijn voor klager. Gelet op deze berichten is klager overgeplaatst naar een andere vleugel, bij de rc-aparten. Er is meer rust op deze afdeling. Het leek goed te gaan, maar na verloop van tijdwaren ook daar weer geluiden hoorbaar dat het mis ging. Klager heeft zich tegen meerdere personen uitgelaten in de zin van “als ik levenslang krijg heeft het geen zin meer en neem ik anderen mee.” Er heeft zich op een gegeven momenteen incident voorgedaan waarbij klager terugliep naar de werkzaal waar op dat moment alleem werkmeester [...] aanwezig was. Een medegedetineerde heeft klager toen weer meegenomen. Werkmeester [...] voelde zich hier zeer onplezierigbij. De directie heeft gesprekken over klager gevoerd met de psychologen van de inrichting en heeft zijn dossier bekeken. Daarbij kwam een eerdere gijzeling van een personeelslid naar voren. In overleg met de selectiefunctionaris isbesloten om klager, in verband met het feit dat in zijn strafzaak binnenkort een uitspraak zou worden gedaan, in afzondering te plaatsen op de L.a.a. in een regime waar hij minder contacten heeft met medegedetineerden, in de hoopdat dat klager wat rust zou brengen. Nadat er ook een onderzoek door het GRIP heeft plaatsgevonden, is klager voorgesteld voor plaatsing in de EBI. Klager is diverse keren gehoord. De eerste keer was op de vrijdag dat klager inafzondering werd geplaatst en daarna ook nog even formeel op de L.a.a.. Daarnaast is door verschillende afdelingshoofden met klager gesproken over zijn situatie.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. De beroepscommissie stelt vast dat klager in afzondering is geplaatst opgrond van artikel 23, eerste lid onder a, Pbw (indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is).
Ingevolge artikel 25, eerste lid, Pbw kan de afzondering, indien de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit, in een andere inrichting of afdeling wordenondergaan.

De beroepscommissie overweegt dat sprake is geweest van een negatieve gedragsverandering bij klager. Dit uitte zich in uitspraken over de afloop van zijn strafzaak en in zijn omgang met medegedetineerden en het personeel. Nadat erdiverse meldingen over klager zijn geweest - het (vrouwelijk) personeel voelde zich ongemakkelijk bij klager en zowel medegedetineerden als personeelsleden waren bang voor hem - is hij naar een andere afdeling overgeplaatst. Ookhier ontstond echter na enige tijd een onwerkbare situatie. De beroepscommissie is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de beslissing tot plaatsing in afzondering van klager, de beslissing klager de afzondering te latenondergaan op de L.a.a. De Schie en de beslissingen tot verlenging van deze maatregelen niet in strijd zijn met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kunnen wordenaangemerkt. De beroepscommissie acht voornoemde feiten en omstandigheden voldoende grond om tot haar oordeel te kunnen komen en wijst klagers verzoek om onderzoek naar een blikmes dat door hem vervaardigd zou zijn af. Het beroep zalongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 4 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven