Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2434/GA, 3 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2434/GA
betreft: [klager] datum: 3 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2005, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouwe mr. J. Steenbrink en [...], unit-directeur bij voormelde p.i. Klager is op 5 januari 2005 door een lid van de Raadgehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in de eigen cel, wegens het valselijk beschuldigen van het personeel van lezen van geprivilegieerde post bij gelegenheid van een celinspectie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager, die inmiddels in een andere inrichting verblijft, is daar op 5 januari 2005 door een lid van de Raad gehoord. Van hetgeen klager naar voren heeft gebracht, is verslag gemaakt, welk verslag aan klager, zijn raadsvrouwe en dedirecteur is gezonden en waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De inhoud daarvan geldt – voor zover in het kader van dit beroep van belang – als ingevoegd.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt voorts nog als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar de pleitnota zoals die is overgelegd bij de beklagcommissie. Het betreft een welles-nietes verhaal.Volgens klager zaten, na de celinspectie, poststukken van de Raad in enveloppen van de beklagcommissie en omgekeerd. Daarom heeft klager aangenomen dat zijn geprivilegieerde post gecontroleerd en gelezen was. Klager heeft daarvervolgens bij het personeel over geklaagd. Dat deed hij mede omdat eerder een klacht tegen soortgelijk gedrag door de beklagcommissie gegrond was verklaard. De vraag of er sprake is geweest van valselijk beschuldigen, isafhankelijk van het antwoord op de vraag of de post feitelijk wel of niet gelezen is. Op zich zou geprivilegieerde post die ter controle uit de reeds geopende enveloppe wordt gehaald, in aanwezigheid van klager uit die enveloppegehaald moeten worden. Praktisch zou dat ook heel goed mogelijk zijn door met dat deel van de controle te wachten tot het einde van een celcontrole.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is verslag opgemaakt terzake van het feit dat klager het personeel beschuldigde van het lezen van zijn geprivilegieerde post. Bij de afhandeling van het verslag gaf klager aan enkel te hebben gezegd dat er door het controlerendepersoneel verkeerd was omgegaan met post. Het verslagleggende personeel was echter duidelijk en gaf aan dat klager hen had beschuldigd van het lezen van zijn geprivilegieerde post. Terzake van die beschuldiging en de wijze waaropklager zich heeft gedragen, is aan hem de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. De betreffende celinspectie was buiten klagers aanwezigheid. Dat gebeurt altijd op die manier, zulks in verband met het veiligheidsaspect. Eenmaaluitgereikte geprivilegieerde post wordt door de directeur gelijkgesteld met de overige voorwerpen op cel. De betreffende enveloppen waren immers al in aanwezigheid van klager geopend. Bij een celcontrole als de onderhavige mogenvolgens de directeur de poststukken uit de enveloppen gehaald worden en er mag dan worden gecontroleerd op contrabande. De geprivilegieerde post is niet gelezen door personeel. Bij afhandeling van het verslag heeft klager geprobeerdzijn gedrag te vergoelijken. Het rapport was aanleiding voor een bestraffing. Klager was heel beschuldigend naar het personeel. Klager stelde zich daarbij niet eerlijk op. Alle achtergronden, dus ook klagers gedrag naar de directeuren naar het personeel toe, waren voor de directeur aanleiding om over te gaan tot de onderhavige strafoplegging.

3. De beoordeling
De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor de aanname dat – tijdens een celcontrole op 26 juli 2004 – door medewerkers van de inrichting kennis is genomen van klagers geprivilegieerde post. Zij acht voldoende aannemelijk gewordendat de betreffende poststukken enkel zijn gecontroleerd op eventueel aanwezige contrabande. Gelet daarop heeft klager inderdaad die medewerkers valselijk beschuldigd. Een dergelijke beschuldiging rechtvaardigt op zich de opleggingvan een disciplinaire straf door de directeur. In dit geval heeft de directeur evenwel onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. Met name is daarbij van belang dat klager eerder door de beklagcommissie vooreen soortgelijke klacht in het gelijk is gesteld. Gelet daarop is klagers reactie, hoewel strafwaardig, enigszins begrijpelijk. In dit geval had daarom kunnen worden volstaan met een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting inde eigen cel. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond dient te worden verklaard, voor zover de duur van de disciplinaire straf twee dagente boven is gegaan.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond, voorzover de aan klager opgelegde disciplinaire straf de duur van twee dagen te boven isgegaan.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven