Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2962/GA, 2 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Activiteiten  v

Uitspraak

nummer: 04/2962/GA

betreft: [klager] datum: 2 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 november 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten wegens ziekmelding.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte heeft de directeur ter beklagzitting verklaard dat de medische dienst conform de Pbw en de huisregels heeft gehandeld, aangezien klager eerst de achtste dag na zijn ziekmelding de arts heeft kunnen consulteren. Klagerzou voldoende ziek zijn geweest om hem zeven dagen uit te sluiten van activiteiten, maar was niet voldoende ziek om de arts binnen 24 uur te spreken. Inderdaad is van dag tot dag gekeken of klager nog ziek was, maar daar bleef hetbij. Slechts één verpleegkundige heeft de stethoscoop en thermometer gehanteerd. Klager betwijfelt of zijn verkoudheid voldoende reden is voor de onderhavige maatregel. Voorts heeft hij een bemiddelingsverzoek bij de medischadviseur ingediend.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager leed niet aan een eenvoudige verkoudheid, maar aan griep, een virale, besmettelijke en op anderen over te brengen ziekte. De verpleegkundige heeft zich dagelijks op de hoogte gesteld van klagers toestand en overleg met hemgehad. Binnen de zeven dagen van uitsluiting van activiteiten valt ook een klager opgelegde disciplinaire straf van opsluiting voor de duur van twee dagen

3. De beoordeling
Volgens de huisregels wordt een gedetineerde na ziekmelding uitgesloten van deelname aan activiteiten en bij ziekte is het de arts of de verpleegkundige die een betermelding afgeeft. Die betermelding is nodig om weer aan alleactiviteiten te kunnen deelnemen.
Deze regeling laat onverlet dat het de directeur is die formeel beslist over deelname aan activiteiten, zij het daarin de medische dienst een belangrijke, maar slechts adviserende stem heeft. Een en ander is een toepassing van hetbepaalde in artikel 23, lid 1 aanhef en onder c, Pbw.
Aldus is in het onderhavige geval ook gehandeld ten aanzien van klager. In de periode waarin hij ziek is verklaard, is hij dagelijks bezocht en, naar aannemelijk is, onderzocht door de medische dienst.
Het vorenstaande houdt in dat niet in strijd met een wettelijk voorschrift noch onredelijk of onbillijk is gehandeld, zodat als na te melden beslist moet worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 2 februari2005.

secretaris voorzitter

Naar boven