Nummer: 04/2317/GB
Betreft: [klager] datum: 28 januari 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de BGG Zoetermeer ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 29 maart 2000 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 11 augustus 2004 is hij overgeplaatst naar de BGG Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 10 april 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 maart 2010.
2.3. Bij uitspraak van 22 november 2004, met nummer 342/704, van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn, is klagers beklag betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor deduur van veertien dagen, welke ordemaatregel ten uitvoer werd gelegd in de Landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught, wegens – kortweg – een voorgenomen ontvluchting dan wel betrokkenheid bij de voorbereidingvan een poging daartoe, ongegrond verklaard. Klager is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij ten onrechte als vluchtgevaarlijk wordt aangemerkt. Daarom hoort hij niet thuis in een BGG-inrichting.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris verwijst naar zijn beslissing op het bezwaarschrift en de selectiebeslissing alsmede op de daaraan ten grondslag liggende stukken. Het beroepschrift heeft de selectiefunctionaris geen aanleiding gegeven omzijn mening omtrent klagers plaatsing te herzien
4. De beoordeling
4.1. De BGG Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
4.3. Door de locatie Alphen aan de Rijn is omtrent klager op 7 juli 2004 een selectievoorstel gedaan bij de selectiefunctionaris. Uit dat selectievoorstel komt naar voren dat er inlichtingen waren dat klager nauw betrokken zouzijn bij een poging om te ontvluchten. Uit die informatie, die door het Gedetineerden recherche-informatiepunt (Grip) is getoetst, bleek dat ontvluchtingsplan toen in een vergevorderd stadium te verkeren. Naar aanleiding van dieinformatie is klager – in overleg met de selectiefunctionaris – in het kader van een ordemaatregel geplaatst in de l.a.a. Nieuw Vosseveld. Die informatie was voor de inrichting reden om aan de selectiefunctionaris voor te stellenklager te plaatsen in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught. Uit het rapport van het Grip d.d. 5 juli 2004 komt het volgende naar voren:
Op 2 juli 2004 heeft de landelijk officier van justitie een ambtsbericht doen toekomen aan het Grip. In dat ambtsbericht staat vermeld dat de landelijk officier van justitie informatie heeft ontvangen waaruit kan blijken dat klageren een met name genoemde medegedetineerde van plan zijn uit de inrichting te ontsnappen. Daarbij zou hulp van buitenaf aanwezig zijn. De landelijk officier van justitie heeft aangegeven dat hij geen inlichtingen kan geven over deherkomst van de informatie maar dat die informatie naar zijn oordeel actueel en betrouwbaar is.
Naar aanleiding van dat ambtsbericht heeft het Grip op 5 juli 2004 een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot klager. Daaruit kwam naar voren dat klager gedetineerd is in verband met de moord c.q. doodslag op enkele Hells Angelsin Haarlem. Vanuit deze groepering is een prijs op klagers hoofd gezet. Het Meldpunt Grip heeft eerder over de liquidatiedreiging ten aanzien van klager gerapporteerd. Daaruit kan ook worden afgeleid dat die dreiging ook binnen deinrichting aanwezig kan zijn. Klager heeft een classificatie van vuurwapengevaarlijk, verzetpleger en harddruggebruiker. Niet uitgesloten wordt geacht dat klager uitvoering zal geven aan zijn ontvluchtingsplannen. Niet ondenkbaar isdat hij zich buiten de inrichting veiliger acht. Om die reden is er een verhoogd vluchtrisico. Geadviseerd wordt om klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime dat zodanig is dat een ongestoorde tenuitvoerlegging vande detentie gegarandeerd is. Tevens dient klager daarbij in een inrichting te worden geplaatst waar een controle op contacten met de buitenwereld op deugdelijke wijze kan worden uitgevoerd.
In het kader van de voorgestelde EBI-plaatsing is klager op 8 juli 2004 door de selectiefunctionaris gehoord. De selectiefunctionaris heeft in zijn selectievoorstel aangevoerd dat er toen geen aanleiding was om over te gaan tot eenplaatsing van klager in de EBI. Er waren ten aanzien van de ontvluchtingsvermoedens geen harde feiten geconstateerd. Er is enkel informatie dat klager zou willen ontvluchten, terwijl onduidelijk is waar deze informatie – hoewel alsactueel en betrouwbaar bestempeld – van afkomstig is. De selectiefunctionaris heeft besloten klager te plaatsen in een BGG-regime of op de Landelijke afdeling beheerproblematische gedetineerden.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en zijn betrokkenheid bij een mogelijke ontsnappingspoging verstrekte gegevens, een en ander in samenhang bezien met het gevaar voor klagers persoonlijke veiligheid,in redelijkheid kunnen aanmerken als een onder 4.2 bedoelde contra-indicatie. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet enevenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.
5. De uitsopraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 januari 2005
secretaris voorzitter