Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2904/GA, 24 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2904/GA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet,

gericht tegen een uitspraak van 26 november 2004 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn, is gehoord klager.

De unit-directeur van de Stadsgevangenis Rotterdam heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur dat klager gedurende een periode van veertien dagen de inrichting niet tijdelijk mag verlaten vanwege betrokkenheid bij een incident.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. In de beoordeling van de beklagcommissie blijft het feitelijke incident achterwege. De beoordeling komt nietovereen met hetgeen op de zitting aan de orde is geweest. De directeur is niet om een plan van opvang gevraagd. De directeur heeft niet adequaat verweer kunnen voeren. In het plan van opvang wordt verwezen naar het routeboekje SOV.Dit boekje krijgt men op de eerste dag van de maatregel uitgereikt en schetst goed sfeer en praktijk. Klager was enige tijd na het incident nog zo boos en hij was zo weinig bereid om naar zijn eigen aandeel te kijken dat het goedleek om te beslissen om hem veertien dagen binnen te houden. In de praktijk kwam dat neer op vier uur in twee weken.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager nam deel aan een SOV-project en verbleef in de tweede fase. In overleg met zijn mentor mocht klager iedere week tweemaal eenuur naar buiten. Dit is ingetrokken gedurende twee weken naar aanleiding van een incident met een medegedetineerde. De unit-directeur heeft niet naar klager geluisterd en zei alleen dat hij twee weken binnen moest blijven. Klagerhad voor het haar knippen tevoren toestemming gevraagd. Er was geen reden om klager binnen te houden. Klager is geslagen na een woordenwisseling. Na twee weken mocht klager de inrichting weer tijdelijk verlaten. Hij zit nu in dederde fase van de SOV, die duurt tot mei 2005.

3. De beoordeling
Artikel 44d, derde lid, (oud) Pm bepaalt dat de directeur van een inrichting voor de opvang van verslaafden, overeenkomstig bij regeling van de Minister te stellen nadere regels, toestemming kan verlenen om de inrichting in detweede fase te verlaten.

In artikel 20c, eerste lid, Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is nader bepaald dat de directeur aan een betrokkene, ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van de tweede fase van de SOV-maatregel plaatsvindt, verlof toekan kennen. De directeur bepaalt de frequentie en de duur van het verlof. Artikel 20c, derde lid, van de Regeling bepaalt dat bij de bepaling van de frequentie en het aantal uren verlof de directeur rekening houdt met de mate waarinvertrouwen bestaat dat het verlof zonder incidenten zal verlopen.

De onderhavige beslissing van de directeur betreft naar het oordeel van de beroepscommissie een beslissing ex artikel 20c, eerste en derde lid, van de Regeling.
Klager was actief betrokken bij een woordenwisseling tussen gedetineerden en heeft daarbij een medegedetineerde scheldwoorden toegevoegd en was moeilijk tot rede te brengen. Een dergelijk incident beïnvloedt de mate van vertrouwenbij de directeur in de wijze waarop het verlof zal verlopen. De beroepscommissie is, gelet op het voorvermelde, van oordeel dat de beslissing van de directeur inhoudende dat klager gedurende een periode van veertien dagen deinrichting tijdelijk niet mocht verlaten niet in strijd is met de wet en ook niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Derhalve zal zij het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissievernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven