Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2444/TP, 19 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2444/TP

betreft: [klager] datum: 19 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 7 oktober 2004 verlengd tot 5 januari 2005.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 31 juli 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
Volgens de verklaring van de Minster heeft hij klager bij brief van 19 februari 2004 meegedeeld dat klager gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 11 januari 2004 in aanmerking komt voor vervroegdetenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 5 oktober 2004, uitgereikt aan klager op 7 oktober 2004, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 7 oktober 2004met drie maanden is verlengd tot 5 januari 2005. Klager is terzake op 1 oktober 2004 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 11 januari 2006.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep, onder verwijzing naar zijn eerdere beroep 04/1656/TP, als volgt toegelicht.
Hem is ten onrechte tbs opgelegd. Hij heeft op advies daartegen geen cassatie ingesteld, omdat de rechter expliciet heeft overwogen dat klager zo spoedig mogelijk geplaatst moet worden. Justitie kan dat kennelijk niet, waardoor hijonredelijk zwaar gestraft wordt en zijn straf op een onwettige manier ten uitvoer wordt gelegd. Hij verblijft in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap, omdat hij niet werkt. Hij mocht niet in een huis van bewaringblijven. Hij kan in de gevangenis alleen op zijn cel zijn middenstandsopleiding volgen. Door zijn claustrofobie lukt hem dat niet. Het gaat helemaal niet goed met hem. Door stress en ellende is hij van 104 kg naar 88 kg gegaan,slaapt hij slecht, heeft hij nachtmerries en hartkloppingen, huilbuien, pukkels en huiduitslag. Hij loopt “op zijn tandvlees”. Hij vraagt zich af of het de bedoeling van Justitie is dat er straks een normaal functionerend of eenkapot gemaakt en van haat vervuld mens naar buiten gaat. Hij begint steeds beter te begrijpen waarom mensen zelfmoord plegen.
Volgens de Minister kan geen sprake zijn van schadevergoeding. Klager wil ook geen geld zien, maar iets waaraan hij wat heeft, zoals bijvoorbeeld toegang tot onderwijs of bezoek aan zijn familie, die hem wegens ziekte niet kanbezoeken.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en bericht over de verlenging van de wachttermijn.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrentdetentieongeschiktheid vanuit de p.i. van verblijf ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring is er geen aanleiding klager met voorrang te plaatsen.

4. De beoordeling
Klager is op 1 oktober 2004 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 7 oktober 2004 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief van 5 oktober 2004, die op 7 oktober 2004 is uitgereikt, derhalve niet voor het verstrijkenvan de wachttermijn, geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Ministertot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klagers standpunt dat hem ten onrechte de tbs-maatregel is opgelegd, valt buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen verlenging van de wachttermijn alsbedoeld in artikel 76 Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Volgens het eerste lid van dat artikel geschiedt plaatsing binnen zes maanden na de datum waarop de betrokken gedetineerde in aanmerking komt voor vervroegde plaatsing in eentbs-inrichting. Volgens het tweede lid van dat artikel kan de Minister die termijn van zes maanden telkens met drie maanden verlengen, als de Minister van oordeel is dat plaatsing niet binnen die termijn van zes maanden mogelijk is.

Klager komt vanaf 11 januari 2004 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem naast de gevangenisstraf opgelegde tbs, maar is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijdevan de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.
Klager verblijft derhalve op basis van de hem opgelegde gevangenisstraf rechtmatig in een p.i. in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting.
De omstandigheid dat de rechter heeft overwogen dat tbs-behandeling in het belang van de samenleving en klager zelf zo spoedig mogelijk na het onherroepelijk worden van het arrest dient aan te vangen, kan niet tot een ander oordeelleiden, nu de Minister vanwege het capaciteitstekort het advies van de rechter niet kan opvolgen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring van 12 november 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Den Bosch blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing nog geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. De omstandigheid dat de FPD wel adviseert tot een snelleplaatsing in een tbs-kliniek wegens het toenemend geagiteerd raken van klager noopt niet tot het oordeel dat het ten tijde van de bestreden beslissing medisch onverantwoord was klager langer in een p.i. te laten wachten op plaatsingin een tbs-inrichting.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 7oktober 2004 tot 5 januari 2005.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 7 oktober 2004 tot 5 januari 2005.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven