Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/3147/SGA, 12 januari 2005, schorsing
Uitspraakdatum:12-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/3147/SGA

Betreft: [klager] datum: 12 januari 2005

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie d.d. 3 januari 2005, inhoudende de oplegging van eenordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, wegens het beschuldigen van een personeelslid omtrent het in huis nemen van een ex-gedetineerde, waardoor de onderlingewerkverhoudingen in ernstige mate zijn verstoord.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 5 januari 2005 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 12 januari 2005.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in afzondering is geplaatst omdat hij een (vrouwelijk) personeelslid zou hebben beschuldigd. Verzoeker bestrijdt dat hij de bedoeling heeft gehad dat personeelslid te beschuldigen. Hij heeft debetreffende informatie van iemand toegespeeld gekregen die deze informatie naar buiten wilde brengen. Daarop heeft verzoeker die informatie in vertrouwen doorgegeven aan personeelslid, mede omdat verzoeker zat met die hemtoevertrouwde informatie.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. De directeur is van mening dat het schorsingsverzoek moet worden afgewezen.

Uit de door de directeur bij zijn inlichtingen meegezonden melding d.d. 30 december 2004 komt het volgende naar voren. Op 30 december 2004 heeft verzoeker tegenover een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) aangegeven dat hijte horen had gekregen dat een p.i.w.-ster die werkzaam was op verzoekers verblijfsafdeling gedurende twee dagen een ex-gedetineerde in huis heeft gehad. Verzoeker gaf aan dat dit verhaal geverifieerd kon worden bij de gedetineerdeB, van wie verzoeker dit verhaal gehoord had. Verzoeker heeft daarbij aangegeven zelf met dit verhaal te zitten en te weten dat hij met dat verhaal geen winst kon behalen. De betreffende p.i.w.-ster heeft desgevraagd aangegeven dathet verhaal niet klopte. Daarbij gaf zij verder nog aan dat de gedetineerde B, die het verhaal aan verzoeker had verteld, tijdens zijn verblijf op verzoekers verblijfsafdeling problemen met haar heeft gehad en dat hij toen heeftaangegeven dat hij haar buiten nog wel zou tegen komen.

2. De beoordeling
De voorzitter betreurt het dat het enige tijd heeft geduurd alvorens de directeur de inlichtingen heeft verstrekt waarom is verzocht. Dat geldt des te meer, nu er – zoals hierna zal worden overwogen – termen worden geacht om hetverzoek toe te wijzen.

Op grond van artikel 24, eerste lid, gelezen in verband met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, kan een ordemaatregel van plaatsing in afzondering worden opgelegd in de volgende gevallen:
a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is;
c. in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde;
d. Indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is er hier geen sprake van een van de gevallen zoals hiervoor vermeld. Blijkens de melding d.d. 30 december 2004 heeft verzoeker de betreffende informatie bekend gemaakt aan op zijnverblijfsafdeling werkzame p.i.w.-ers. Daarbij heeft hij – nog steeds volgens die melding – aangegeven te begrijpen dat hij geen voordeel had bij het bekend maken van die informatie maar dat hij dit wilde doorgeven omdat hij erproblemen mee had. Uit die melding kan voorts blijken dat de betreffende informatie afkomstig was van een derde gedetineerde (gedetineerde B), die kennelijk problemen heeft gehad met een op verzoekers verblijfsafdeling werkzamep.i.w.-ster. De voorzitter begrijpt dat die mededeling van verzoeker tot (enige) verstoring in de werkverhoudingen kan hebben geleid. Noch uit het verzoek noch uit de inlichtingen van de directeur kan evenwel – naar het voorlopigoordeel van de voorzitter – worden afgeleid dat verzoeker een ander doel heeft gehad dan het personeel in te lichten omtrent hetgeen hij heeft gehoord van een medegedetineerde.

Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 januari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven