nummer: 04/3212/GV
betreft: [klager] datum: 24 januari 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 januari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Het is onjuist dat klager kort na zijn vorige detentie opnieuw de fout is ingegaan. Hij is tijdens zijn huidige detentie aangehouden voor een nieuwe zaak. Hij zit inmiddels al ruim tweejaar gedetineerd. Tijdens detentie gedraagt klager zich goed. Klager, een niet-roker, is slechts tegen één rapport opgelopen, maar dat rapport, dat verband houdt met zijn plaatsing op een meerpersoonscel met een roker, is nogonderwerp van beklag.
De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het is juist dat klager niet kort na zijn vrijlating opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. Hij onderging een gevangenisstraf van twee jaar. In de laatste periode van deze straf nam klager deel aan een penitentiair programma(p.p.). Dat programma werd stopgezet toen bleek dat klager zich niet aan afspraken hield en bovendien strafbare feiten had gepleegd. Deze laatste feiten leverde hem een nieuwe gevangenisstraf op, die aansluitend ten uitvoer wordtgelegd op de straf van twee jaar, die klager reeds onderging.
Gelet op het vorenstaande is er in dit stadium van klagers detentie onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van een algemeen verlof. Klagers verlofaanvraag is dan ook afgewezen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd, waarbij met name is gewezen op het feit dat klager op grove wijze afspraken heeft geschonden door tijdens een p.p. strafbare feiten te plegen.
De politie Amsterdam-Amstelland, wijkteam Lodewijk van Deijsselstraat, heeft geen bezwaar tegen inwilliging van klagers verzoek.
3. De beoordeling
Klager ondergaat drie gevangenisstraffen van respectievelijk twee jaar met aftrek, vierentwintig maanden met aftrek en drie maanden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 augustus 2005.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie stelt vast dat klager aanvankelijk alleen een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek onderging. In het laatste gedeelte van zijn straf werd hij in een p.p. geplaatst. Hij bleek zich meermalen niet aan afsprakente houden. Op 10 februari 2004 werd klager aangehouden en ingesloten op verdenking van het – tijdens zijn p.p. – plegen van strafbare feiten. Terzake is klager inmiddels veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maandenmet aftrek.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van deMinister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 24 januari 2005
secretaris voorzitter