Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2659/GA, 04/2701/GA, 04/2702/GA en 04/2703/GA, 18 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Dagprogramma  v

Uitspraak

nummer: 04/2659/GA, 04/2701/GA, 04/2702/GA en 04/2703/GA

betreft: 74 gedetineerden datum: 18 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een drietal bij het secretariaat van de Raad ingekomen gelijkluidende beroepschriften van

[...], verder te noemen klagers sub b,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

eveneens gericht tegen de hiervoor reeds vermelde uitspraak van 1 november 2004 van eerdergenoemde beklagcommissie gegeven op een klacht van 74 gedetineerden, allen verder te noemen klagers sub a. Een lijst met daarop vermeld denamen van de afzonderlijke klagers is als bijlage aan deze uitspraak gehecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn [2 klagers] gehoord. Bij die gelegenheid is tevens de heer [...], unit-directeur bij de locatie Zuyder Bos gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
a. het voor de warme maaltijd tussen 12.10 uur en 12.50 uur insluiten van klagers sub a, (destijds) verblijvende in de gevangenis Zuyder Bos; en
b. de gewijzigde bezoektijden.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarbij bepaald dat aan klagers sub a een tegemoetkoming toekomt van € 15,- per persoon.
Zij heeft klagers sub b niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel b van hun beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.
De standpunten van klager en de directeur
Namens klager sub a en b is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten gevolge van de invoering van het nieuwe dagprogramma worden de gedetineerden ingesloten tijdens de warme maaltijden. Dit is in strijd met eerdere uitspraken van de beroepscommissie. De gebouwelijke situatie in de locatie ZuyderBos verzet zich niet tegen een gezamenlijk gebruik van de maaltijden. In de locatie geldt een regime van algehele gemeenschap. Het wettelijk minimum aantal uren dagprogramma per week wordt gehaald. Dat is hier evenwel niet vanbelang. Indien de directeur zich beroept op de bepalingen van de Arbeidstijdenwet, waardoor de gezamenlijke maaltijden niet langer mogelijk zouden zijn, dan geldt dat de directeur de gevolgen van die wettelijke bepalingen niet magafwentelen op de gedetineerden. Binnen de inrichting gelden de bepalingen van de Pbw en daarin worden bepaalde rechten, waaronder – onder voorwaarden – het recht op het gezamenlijk gebruik van maaltijden, gewaarborgd. Dat rechtwordt thans geschonden.
Klagers zijn overigens van mening dat de directeur niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep omdat het beroep is ingediend door een andere directeur dan degene die hier thans aanwezig is. Klagers vinden het geenprobleem indien de tijd voor de maaltijden deel uit zou maken van het dagprogramma. In dat geval zouden zij bijvoorbeeld ’s-ochtends later kunnen worden uitgesloten en ’s-avonds iets eerder kunnen worden ingesloten.
Sinds augustus zijn de weekeind- en avondbezoekmomenten komen te vervallen. Dit heeft tot gevolg voor dat gedetineerden veelal niet meer bezocht kunnen worden door hun kinderen. Klagers hebben geen bezwaar tegen een eventueleversobering van het regime, maar de mogelijkheid van bezoek voor hun kinderen moet niet onmogelijk kunnen worden gemaakt. Een van de klagers heeft inmiddels gedurende twee maanden geen bezoek meer kunnen ontvangen van zijn kinderen.Op woensdagen zijn er bezoekmomenten voor kinderen van zes tot twaalf jaar. Zij mogen dan tussen 13.00 en 15.00 uur komen. Als ze moeten reizen komen ze veelal pas om 14.30 uur bij de inrichting aan. Dat is dus geen reëelbezoekmoment. De versobering betekent niet dat weekeindbezoek moet komen te vervallen. De directeur mag grotendeels zelf bepalen hoe hij die versobering bereikt. In de inrichting wordt geen rekening gehouden met klagers recht op een“family-life”. De directeur heeft weliswaar aangegeven dat gedetineerden die een probleem hebben met de bezoekregeling overplaatsing kunnen aanvragen en dat de inrichting in een dergelijk geval niet zal tegenwerken, maar deselectiefunctionaris moet de overplaatsing regelen en die wijst een dergelijk verzoek nogal eens af..

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid geldt dat zowel de thans aanwezige unit-directeur als de directeur die het beroep heeft ingesteld, werken bij de locatie Zuyder Bos. Zij hebben beiden dezelfde bevoegdheden en nemen bijafwezigheid ook voor elkaar waar. Op geen enkele afdeling van de locatie gebruiken de gedetineerden thans nog gezamenlijk de maaltijden. De directeur heeft begrip voor het gevoel van onvrede dat leeft bij de gedetineerden. Probleemis dat de directeur moet roeien met de riemen die hij heeft. Op grond van de bepalingen van de Arbeidstijd heeft het personeel recht op bepaalde rustmomenten. Tijdens die momenten worden de gedetineerden ingesloten. Die tijd wordtin het dagprogramma gecompenseerd.
In de inrichting is de mogelijkheid van weekeindbezoek komen te vervallen. Dat weekeindbezoek bestaat overigens in veel inrichtingen al langer niet meer. De reden om die bezoekmomenten te laten vervallen is bezuinigingstechnisch vanaard. De locatie wil graag meewerken om aan oplossingen te komen voor het probleem van de gedetineerden.
Voor kinderen in de lagere schoolleeftijd bestaat op woensdagmiddag de mogelijkheid van bezoek. Daar maken overigens slechts enkele gedetineerden gebruik van. De inrichting zal in individuele gevallen, als geen andere oplossingmogelijk blijkt, altijd meewerken aan een oplossing en daarmee ook aan een overplaatsingsverzoek.

3. De beoordeling
Onderdeel a:
Anders dan klagers menen acht de beroepscommissie het beroep van de directeur ontvankelijk. De door klagers op dit punt gestelde eis vindt geen steun in de wettelijke bepalingen.
Vaste rechtspraak is dat in een regime van algehele gemeenschap de gedetineerden in beginsel de maaltijden gezamenlijk dienen te kunnen nuttigen. De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken (onder meer) het navolgende overwogen:

”Ten aanzien van het gezamenlijk nuttigen van de maaltijd geldt het volgende. In het onderhavige geval is de nadere invulling van artikel 3, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel in samenhang met artikel 20, tweede lid van dePenitentiaire beginselenwet aan de orde. De vermelde bepaling van de maatregel luidt, voorzover hier van belang, als volgt: "In het regime van algehele gemeenschap, bedoeld in artikel 20 van de wet, duurt het dagprogramma minimaal78 uren per week." De vermelde bepaling uit de wet luidt, voorzover van belang, als volgt: "In een regime van algehele gemeenschap kunnen gedetineerden worden verplicht zich tijdens de maaltijden (...) in hun verblijfsruimte op tehouden." Uitgangspunt van de wet – artikel 20 van de PBW – is, dat in een regime van algehele gemeenschap, zoals in de gevangenis Ooyerhoek, de gedetineerden met uitzondering van de in het derde lid genoemde perioden ingezamenlijkheid verblijven. Het tweede lid van dat artikel vermeldt nog een aantal specifieke uitzonderingsmogelijkheden op vooromschreven uitgangspunt. Eén van die uitzonderingenmogelijkheden is dat de gedetineerden kunnen wordenverplicht zich tijdens de maaltijden in hun verblijfsruimte op te houden. Op het punt van het gebruik van de maaltijden op cel vermeldt de Memorie van Toelichting dat niet alle penitentiaire inrichtingen de gebouwelijke mogelijkheidbieden om de maaltijden gemeenschappelijk te gebruiken. Gelet op het voorgaande is voor de beantwoording van de hierboven geformuleerde vraag (onder meer) bepalend of de afdelingen van de gevangenis Ooyerhoek, in bouwkundig opzichtgeschikt zijn voor het gezamenlijk gebruiken van de maaltijd. De beroepscommissie is van oordeel dat zulks het geval is. (...)
Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat gemeenschappelijke maaltijden roostertechnische problemen opleveren, kan deze problematiek niet aan het realiseren van gemeenschappelijke maaltijden in de weg staan. Het voorgaande brengt meedat de beslissing van de directeur dat de maaltijden op cel worden genuttigd in het onderhavige geval in strijd is met het regime van algehele gemeenschap.(...)”
Klagers sub a verblijven allen in de gevangenis Zuyder Bos, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Voorts staat vast dat in de gevangenis Zuyder Bos tot 26 september 2004 voor klagers de gelegenheid bestond om gezamenlijkde maaltijden te gebruiken.
Nu artikel 20 van de Pbw niet is gewijzigd, is de huidige situatie geen andere dan ten tijde van die eerdere uitspraken. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom
– voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard. Omdat de door de beklagcommissie aan klagerssub a toegekende tegemoetkoming juist wordt geacht, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie, waaronder de tegemoetkomingbeslissing, in zoverre bevestigen.

Onderdeel b:
Klagers hebben ten aanzien van onderdeel b van het beklag een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Deze bepaling laat aan de overheid ruimte om – onder voorwaarden – beperkingen in het leven te roepen ten aanzien van het recht op familie- en gezinsleven. De (nadere) beperkingen die in de inrichting gelden kunnen worden aangemerktals een inbreuk op voormeld recht, doch deze inbreuk is voldoende gelegitimeerd in het licht van het tweede lid van artikel 8 van het EVRM. Er is immers sprake van een wettelijke grondslag voor de inbreuk en de inbreuk pastoverigens binnen de in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM genoemde beperkingsgronden.

Tegen een algemene voor alle in de gevangenis verblijvende gedetineerden geldende regel, waaronder tevens de wijziging van een dergelijke regel moet worden begrepen, staat volgens vaste rechtspraak in beginsel geen beklag en beroepopen. Dat is slechts anders indien er bij die algemeen geldende regel sprake is van strijd met hogere regelgeving. Daarvan is hier geen sprake. Klagers sub b zijn daarom terecht niet ontvangen in hun beklag. Hetgeen in beroep isaangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klagers sub b zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur van de locatie Zuyder Bos en het beroep van klagers sub b ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie, waaronder begrepende toekenning van een tegemoetkoming aan klagers sub a, met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven