nummer: 04/2726/GA
betreft: [klager] datum: 17 januari 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 oktober 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord Brabant Noord, locatie Oosterhoek te Grave, voorzover deze de vaststelling betreft dat geentegemoetkoming wordt toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het feit dat het bad klagers fouilleringzak aanvankelijk niet heeft willen aannemen, op de gronden als in deaangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en bepaald dat er een tegemoetkoming voor het door klager ondervonden ongemak zouworden toegekend. Vervolgens is door de beklagrechter beslist dat er geen tegemoetkoming wordt toegekend, omdat klager de goederen alsnog op een later tijdstip heeft ontvangen. In de weken dat klager niet over deze goederen, hetbelangrijkst waren de financiële middelen, kon beschikken, heeft hij wel degelijk schade ondervonden. Hij kon niet of nauwelijks telefoneren, alleen collect call met hoge kosten voor het thuisfront, kon geen winkelinkopen doen,kreeg alleen voeding verstrekt door de inrichting en had geen middelen voor zijn persoonlijke verzorging. De oorspronkelijke uitspraak van de beklagrechter van 14 oktober 2004, waarin bepaald werd dat aan klager een tegemoetkomingwordt toegekend, dient gehandhaafd te worden.
De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De beklagrechter heeft nimmer enige toezegging gedaan omtrent een aan klager toe te kennen tegemoetkoming. Een tegemoetkoming is niet geboden omdat klager -zij het niet direct- alsnogover zijn goederen heeft kunnen beschikken.
3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Debeklagrechter heeft in de uitspraak van 14 oktober 2004 anders dan klager stelt niet bepaald dat aan klager een tegemoetkoming zou worden toegekend maar heeft overeenkomstig artikel 68, zevende lid, Pbw bepaald dat hij in overlegmet de directeur zou treden om te zien of enige tegemoetkoming diende te worden toegekend. Dat de beklagrechter vervolgens in de uitspraak, waartegen klager beroep heeft aangetekend, van 29 oktober 2004 heeft beslist om aan hem geentegemoetkoming toe te kennen, is derhalve niet in strijd met de eerdere beslissing van de beklagrechter.
Genoemd ongemak bestond voor klager uit de omstandigheid dat hij gedurende enkele weken niet heeft kunnen beschikken over financiële middelen en andere eigendommen.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richtenaan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
Klager heeft gedurende enkele weken niet de beschikking gehad over zijn geld en andere goederen. Hiervan uitgaande is het niet toekennen van een tegemoetkoming onjuist. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en deberoepscommissie zal alsnog een tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 januari 2005
secretaris voorzitter