Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2760/GB, 12 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2760/GB

Betreft: [klager] datum: 12 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.E.G. Peters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 november 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 mei 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Veenhuizen. Op 7 september 2004 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Maashegge te Overloon, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting als volgt toegelicht.
De openstaande strafzaak is voor onbepaalde tijd aangehouden en terugverwezen naar de rechter-commissaris voor nader onderzoek en om getuigen te horen. Een nieuwe zittingsdatum is nog niet bepaald. Vast staat dat de onherroepelijkebeslissing in die strafzaak niet te verwachten valt vóór de einddatum van de huidige detentie. Het is niet redelijk dat klager in verband met de openstaande strafzaak niet in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i..
Klager is longpatiënt en zijn gezondheid gaat schrikbarend achteruit. Beweging zoals cardio of fitness in de b.b.i., waar 42 personen op een afdeling verblijven en er maar twaalf kunnen meedoen aan deze activiteiten, is onmogelijk.Klagers vrouw en twee kinderen zien klager maar twee dagen in de maand, waardoor na negentien maanden detentie ook de nodige problemen ontstaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers verzoek om verdere detentiefasering is afgewezen omdat klager een openstaande strafzaak heeft, waarvan nog niet duidelijk is of dezeonherroepelijk wordt tijdens deze detentie. Conform artikel 6a van de Penitentiaire maatregel - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden - komtklager niet in aanmerking voor verdere fasering van zijn detentie.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, hierna de Regeling, zijn de voorwaarden opgenomen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.2. Uit het tweede lid van artikel 2, aanhef en onder b. van de Regeling volgt dat gedetineerden voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting niet in aanmerking komen indien de einddatum van de detentie nog nietvaststaat. Nu tegen klager nog een strafzaak openstaat en niet duidelijk is wanneer deze zal worden afgedaan en/of het te wijzen vonnis tijdens de huidige detentie onherroepelijk zal worden, komt klager (nog) niet in aanmerking voorplaatsing in een z.b.b.i.. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerkingkomende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven