nummer: 04/3053/GV
betreft: [klager] datum: 12 januari 2005
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het bevreemdt klager dat wordt aangegeven dat een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar is, terwijl al zijn voorgaande verloven zonder problemen zijn verlopen. Klager is zwaar gestraft voor het in bezit hebben van eenmobiele telefoon in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.): hij heeft 5 dagen in de isoleercel verbleven en is teruggeplaatst naar de gevangenis Lelystad. Nu zijn verlofaanvraag op dezelfde grond wordt afgewezen, wordt klagerweer gestraft voor hetzelfde feit.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 14 mei 2004 in de b.b.i. Westlinge te Heerhugowaard geplaatst, waar hij eenmaal per vier weken regimair verlof heeft genoten. Op 12 oktober 2004 is hij teruggeplaatst naar een gesloten inrichting te Lelystad, omdat bijhem een mobiele telefoon is aangetroffen. Dit is binnen de inrichting ten strengste verboden en het is aannemelijk dat klager hiervan op de hoogte was. Hij heeft hiermee gehandeld in strijd met de orde en veiligheid in deinrichting. Het openbaar ministerie was van voornoemde omstandigheid niet op de hoogte gebracht, vandaar dat er geen bezwaar bestond tegen het verlenen van verlof. De maatschappelijke onaanvaardbaarheid van het verlof heeft te makenmet het feit dat klager kennelijk zijn verlof heeft gebruikt om een mobiele telefoon in te voeren. Hij heeft hiermee het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Dat alle voorgaande verloven van klager zonder problemen zijnverlopen, doet hier niet aan af. Indien sprake is van het gestelde in artikel 10, tweede lid onder d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, kan een sanctie als bedoeld onder lid 1 onder a van hetzelfde artikel wordentoegepast. Daarvan is in dit geval gebruik gemaakt.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft, gelet op klagers gedrag binnen de inrichting, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is welkom op het verlofadres bij zijn vriendin te Alkmaar.
De officier van justitie te Almelo heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof.
De politie te Alkmaar heeft laten weten dat er geen bijzonderheden zijn te melden over het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek, wegens oplichting. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 6 maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 maart 2005.Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 13 dagen te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan tot einde detentie nog eenmaal een verlofaanvraag indienen.
De beroepscommissie overweegt dat klager zeer recent, op 12 oktober 2004, van een b.b.i. naar een gesloten gevangenis is overgeplaatst, omdat bij hem een mobiele telefoon is aangetroffen.
Zij is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de overige positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is debeslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d. van de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 januari 2005
secretaris voorzitter